VAN REMOORTERE, Julien


Winter

Wij worden oud: het gras verdort en op de dijken

kreunen zwarte bomen in de winterwind.

De Schelde draagt een vaal gelaat; de boten wijken,

komen nauwlijks uit de mist. Ik vind

een dode vogel op het pad en grauwe meeuwen

krijsen, onzichtbaar haast in 't grijze licht.

Ik droom van wit en zie het sneeuwen

in gedachten en doe mijn ogen dicht,

want elk kristal heeft een té felle schittering

in deze zachte, grijze oneindigheid,

vervuld van rust en van deemoediging 

Ik kan nu denken, sereen en zonder pijn,

zonder verdriet of veel opstandigheid:

Misschien zal dit de laatste winter zijn.