REUGEBRINK, Marc
Metastase
Hij ligt en kijkt naar het plafond
dat sluipend naderkomt.
Zijn mond groeit dicht
nadat hij altijd heeft gezwegen.
Het was wel angst
of een besef dat zijn begrip
niet veel kon wegen.
In oefening vouwt hij de handen op de borst.
Ook ik heb niets meer te vertellen.
Het woord is vlees zolang het leeft.
Wade
…..
Zoals de amandel lijkt
op een vuistbijl, lijkt de oester
op haar schelp. De slak in
mijn mond draagt haar naaktheid
in zich om. Als het zout smaakt
naar aarde, werp ik het
buiten, brand het verwaaide
het tot schoven gebonden
gewas, - opent de voor
in het veld haar donkere
schaduw, haar wade. Ik
leg mijn oor op haar as.