DON FABULIST


SPOKEND SPOOK

Stortregen bekletste kale bomen

Toen een spooksel streken uit wou halen.

Ach, de storm was gierend aangekomen

En al bevend moest het spook ronddwalen.

Stakkertje werd elk plezier ontnomen,

Want geen mens bleef in de bossen dralen.

Griezelgrapjes gingen in de mist;

Spokend spook had zich van tijd vergist.

Stadsschemer verscheen in stenen straten

Waarin griezeltje wat troost wou vinden.

Op de stoep stond er een vrouw te praten

En de schim sprong in schrikwekkend winden.

O, de schone kreeg niets in de gaten,

Want straatlicht ging duisteren verslinden.

Lampgloed had het spokenlijf gewist;

Spokend spook had zich van tijd vergist.

Nachtnevelen hingen over weiden

Waar het eenzaam spook was heengelopen.

Een knus paartje toog er ongescheiden

En de spookkop kwam nabij geslopen.

Het liet schril gekrijs de lucht doorsnijden,

Maar de minnaars wilden niet gaan lopen.

Uit de mode was een spokenlist;

Spokend spook had zich van tijd vergist.

Waarlijk, mensen waren niet te lijden,

Want een geest kon op hun hart niet hopen.

Spookgedoe werd lang niet meer gemist;

Spokend spook had zich van tijd vergist.