BOSIERS, Della


Fleur de Buda

De zon staat grijs boven Haren-Buda

De hemel is laag, haast met de grond gelijk

En eens per uur wordt het groen in Buda

Dan trekt een trein voorbij

Dan wordt de stad weer lijk

Maar ergens draaft nog een paard

En in het tuintje van de waard

Spelen er kinderen de zevensprong

Cafe's raken vol als in Haren-Buda

Sirenes gaan loeien voor weer een dode dag

De glazen geel, en het haar van Roza

Is purper in de spiegel

Als ze biertjes tapt

Maar ergens draaft nog een paard

En in het tuintje van de waard

Spelen er kinderen de zevensprong

't Zijn weiden als wiegende schoorsteenpluimen

Die Buda meer liefheeft dan bomen en groen

De natuur heeft zo van die vreemde luimen

De bomen zien er grijs, en de mensen groen

Maar ergens draaft nog een paard

En in het tuintje van de waard

Spelen er kinderen de zevensprong

Verkwikkend is 't zicht niet van Haren-Buda

Maar mij geeft het niks hoor, ieder zijn meug

Mij liever een boomgaard dan een stalen spookstad

U moest er eens gaan kijken, ga eens zien hoe 't deugt

Maar ergens draaft nog een paard

En in het tuintje van de waard

Spelen er kinderen de zevensprong



Jefke


Ze hebben me m'n zachte g's al vaak verweten

Sinds ik hier in het Noorden ben beland

Ik heb hier heel wat builen slechte friet gevreten

Ze hebben me gezegd

"Je moet het maar vergeten

Die passie voor het blonde Vlaamse land"

Maar aan de weg naar Scherpenheuvel

Tussen Geel en Kasterlee

Staat een huis met groene luiken

Aan een kleurige allee

Je ziet er 't oeuvre van Gezelle

En de werken van Teirlinck door het raam

En op een bordje naast twee goed gepoetste bellen

Daar staat een naam

De naam van Jefke, Jefke, Jefke, Jefke


Ach, Bastos kan je ook in Amsterdam wel kopen

Een glas Stella in een duur café

Maar bij Jefke om de hoek

Nog geen minuutje lopen

Daar was een staminee

Die was tot vier uur open

Een automatisch orgel voor ons twee

Aan de oevers van de Nete

Tussen Herentals en Lier

Ben ik Nederland vergeten

Bij de frieten en het bier

En daar lag ik met Jefke in het koren

Zei ik dingen waarvoor ik me nu schaam

En ik schreeuwde, heel de wereld moest het horen

Zijn naam, zijn naam

De naam van Jefke, Jefke, Jefke, Jefke


Ik ben terug in Amsterdam want er is herfst gekomen

En de wind blies door de muren in ons hart

Hij heeft de warmte van de zomer met zich meegenomen

En daar woeien in de verte al mijn zomerdromen

Om ons heen werd de wereld kaal en zwart

Op het busstation van Hasselt

Stond ik eenzaam in de kou

Op het leeg perron in Brussel, stond ik, Jefke, zonder jou

Maar nu ik terug ben in het Noorden

Kijk ik dikwijls verdrietig uit m'n raam

Want dan hoor ik weer die lieve Vlaamse woorden

En weer die naam

De naam van Jefke, Jefke, Jefke, Jefke