GRIFFIOEN, Jonathan
In Wijk
In Wijk lagen we als leeggelopen ballen tegen muren,
vlakgedrukt tegen de stenen, loodrechte huizen
en buitenwijken, tussen aanstekers en weiland en
bussen deodorant. In Wijk hingen moeders over balkons
als bloembakken, schreeuwden dat het etenstijd was
en wij rookten paracetamol of kerfden bloemetjes
in strak getrokken huiden,
gooiden stenen naar reigers omdat ze clichématig
langs de waterkant stonden,
Wij maakten van meisjes knellende ritsen met tongen van ijzer
en borsten vol sokken, wij ontsnapten 's nachts
aan moeders en vaders, via steeds legere garages en dealers.
in Wijk, onder de brug bij de sluizen, stonden we rond een
ouijabord, maar de geesten die er dwaalden,
hadden nooit iets boeiends te vertellen.