VOGEL, Frans


Zomer in Rotterdam

Nou de stad van gloeiend beton is,

doorklief je het beste nog de Maas

per watertaxi: langs je kanis

strijkt dan een briesje – vlindergeraas.

De ‘stuur’ koerst aan op Hotel New York,

waar je van boord stapt naar het terras

om te gaan lunchen met knife & fork:

top is het leven, ’t ligt waterpas.

Tink’lende glazen, een schaterlach.

Scheepshondgeblaf, heel in de verte.

Een heli- chopt retour zo ie kwam.

Wijl de havens rondom met hun pracht

je niets doen dan wereldofferte:

profiteer – zomer in Rotterdam!


Klaaglied van een gastarbeider

Ieke srijve aan mijn vrou,

ieke nie fan Hollant hou.

Hier die mense zo gauw kwaat

as jij seg ”Iek nie verstaat’’

Kom jij binne ien die kroeg

sij nooit groeten jou teroeg.

In fabriek jij doen vies werk,

hier jij heb geen eigen kerk.

Vaak jij wonen voor 1 huur,

die sij maken veels te duur.

Sij jou beetsje oenderdrukken

en probieren jou te pluken.

Siet jij in die bus of trem,

sij jou duwen bijna klem.

Of as jij jouw krant ga kopen,

sij jou onderboven lopen.

Ieke nie graag spreke kwaat,

maar so ies as ut hier gaat.

Al die tijd dat jij hier ben,

ies dar niemant die jij ken.

Hier jij eenzaam en verlaten,

jij kapoet door lege straten.

Ieke srijve aan mijn vrou,

ieke nie fan Hollant hou.




U allen de ballen