KLEIN, Ben



Het geluk


het geluk

is

klaterend water

het zien van papaver

het geluid in een schelp


het geluk zweeft rondom je

het glimlacht

en zwaait met een vlaggetje



/ die moederlijke massa


stamp ze onder hun billen de boekwijven

gesel de hoerenhonden

kijk in de koffers kinderogen

der machinale massa monsters met

hun geel geslacht


zelfs de kootjes van mijn tenen

- uit harde noodzaak -

denken dikwijls aan het vaderland


ik heb ze afschuwelijk lief:

de blauwe broeders

de schele schorpioenen

de groteske gabardinegokkers

en snijden mijn vingers tot bloed

maar onthoudt het ongelikte beren

le pauvre françois reste toujours debout


Assargan


Ik bestijg lava een aceton lichaam

bestijg ik manna

een hersenverduistering

dringen in een krater de fidsji fidsji

als het virus het vuur de rijkdom

van het zaad

Mona, Abellarda, Litvig

je mond, je mystiek, het oxyde

de lava, het lichaam

als het naderen van de fidsji's moon

als wat in morene glinstert

Mona, Abellarda, Litvig.