COOL, Jacob



Den staet van London in hare groote peste

…..
De zeer benauwde staat, waar deze stad in stond

toen ’t haastig vier der Pest, hier oud en jong verslond,

de rouw waar zij toen bedrukt was in gezeten,

en kan tot gener tijd, mijn herte niet vergeten.

Ik heb zoveel gezien, zo vol is mijn gemoed,

dat het ook door mijn pen, zijn droefheid vloeien doet;

en zo dit wit papier bekleedt met mijn rouw,

dat ik hem als ’t mij lust, hier telkens weer aanschouw.

…..
Men hield geen school in stad. Uitroepen was verboden.

Comedianten ook, die waren al gevloden,

want ‘t hun verboden was, te spelen hier omtrent.

Toch kreeg menigmaal, het Beirenspel consent.

Toch was ‘t ook dat men nu, zich niet en kon generen,

zo deed nochtans de last der ziekten meer verteren.
…..

(Bewerking: Zaj DE MEESTER)