VREDIUS



Al wat de zon beschijnt, al wat haar gulden stralen

Verlichten en bespiën, het moet er toch al dalen

En buigen voor de dood: de scherpgetande tijd

Brengt alle ding om hals, en scheldt nooit iemand kwijt

Waar Troje heeft gestaan daar ziet men koren bloeien,

In 't Hof van Priamus de wilde kruiden groeien:

Van d'oude sterke stad, van 't Neerlands Teruwaan*,

Ziet men nauw hier en daar een boerenhutte staan.

Ja daar is een dag. een felle dag op handen,

Wanneer dit kunstig al tot asse zal verbranden;

Wanneer dat alle ding, dat was geworden iet,

Eens wederkeren zal tot zijn eerste niet.

De Deugd alleen, de deugd kan lichtelijk ontwijken

Het zeisen van de tijd

…..
* Terwaan: eertijds hoofdstad van de Morini, bisschopstad, Franse enclave in de Nederlanden, totaal verwoest en gesloopt door Keizer Karel in 1553

(bewerking: Z. DE MEESTER)