JASPERS, Peter ( « Petertje », = Petronella JASPERS)


Wiegeliedje
…..
Ga nu maar slapen in de mantel van de nacht,

ik zal vanavond hele zachte sloffen dragen,

want elke droom is een omlijsting van de dagen,

een mooie droom, een mooie lijst, een mooie dag,

die ik niet storen mag,

die ik niet storen wil,

ga nu maar slapen, want de avond is zo stil.
…..


Zwerversliedje
…..
Ik weet het immers, ied’re keer,

dan danst er door mijn bloed

weer die zigeunermelodie,

waardoor ik zwerven moet.

Dan kust de koele wind m’n haar,

dan bleef ik veel te lang,

dan moet ik weg, de ruimte in,

en stuwt de vrijheidsdrang.

Begraaf me op een heuveltop

als ik eens sterven zal,

zodat de wind me eeuwig kust,

de wind van overal.

En ’t suizen zal een zingen zijn

door ’t lange wilde gras,

van de zigeunermelodie,

die altijd bij me was.
…..


Met rozerood en zonnehoed


Het leven draagt een zonnehoed

Met alle soorten linten

In zachte, tere tinten

De kleur van hyacinten.

En iedereen die kijkt… maar goed.

Ziet leven, lint en zonnehoed.


Het leven draagt een zonnejurk

Met hemelsblauwe knopen,

Die kun je hier niet kopen,

De kraag staat altijd open.

En iedereen die kijkt… maar gauw,

Ziet jurk en knoop en hemelsblauw.


Het leven draagt een rieten tas

Vol donkerrode rozen,

Met aandacht uitgekozen,

Ze bloeien en ze blozen.

En al wie kijkt in ieder land

Ziet rozerood en rieten mand.


Het leven draagt een kanten sjaal

Uit sterrenlicht geweven,

Door wie is om het even,

De maan heeft hem gegeven.

Als jullie kijken, allemaal,

Dan zie je kant en ster en sjaal.


Het leven heeft geen schoenen aan,

Maar luchtige sandalen,

Gemaakt uit zonnestralen,

Met maanverlichte kralen.

Wie kijkt, ziet zó het leven staan,

Met zon en roos en lichte maan.


Ik wou zo graag


Ik wou zo graag een toverpen

voor Nederlandse taal.

De woorden, die ik echt niet ken,

verbeterde de toverpen,

onzichtbaar, allemaal.


Ik wou zo graag een rubber vel,

het zwembad is zo lang,

dan dreef ik eindelijk es wèl,

gewoon maar op m'n rubbervel

en was ik niet meer bang.


Ik wou zo graag een wonderpil.

Dan kon ik voor de klas

de beurten maken die ik wil,

omdat ik door de wonderpil

niet meer verlegen was.


Ik wou zo graag met een feeënstaf

naar aardrijkskunde gaan,

dan wist ik er genoeg van af,

dan wees ik met de feeënstaf

de goeie stippen aan.


Ik wou zo graag, ik wou zo graag,

gebeurde het nou maar,

het hoeft niet eens meteen vandaag,

maar morgen dan, ik wou zo graag.

Waar woont de tovenaar?