WICHMAN, Erich
De profeet
Waar ik treê daar bloeien de landen
zonnig en overblauwd,
wat ik raak met tastende handen
vat ik tot glanzend goud.
In mijn handen draag ik het Wonder
voor die terzijde staan,
hoog hef ik het licht, waarzonder
z'hun weg niet kunnen gaan.
Dat met fonklende glans hunner dagen
eentonig grauw omhult.
Daarom mag ik zelf niet klagen:
dat MIJ geen straal verguldt.