LECOMPTE, Delphine


Ik verlies mijn zondigheid in water

van De Rijn, dat was niet zo bedoeld.

Even later hervind ik die zondigheid

aan de oever, oef hoera en halleluja.

Als een bloedmooie alchemistische

trompettist mij aarzelend benadert

werp ik zijn trompet in het water en

vraag hem om de alchemie van boeten.



ademloos


Toen je auto de tunnel indook

hielden we onze adem in

dat hadden we zo afgesproken

nog voor ik het licht aan het einde zag

had ik al opgegeven en driemaal mijn longen gevuld

maar zonder jouw adem naast mij

voelde het alsof ze werden gevuld met natte aarde.


Ademloos bereiken we de parking

van een vijandige meubelketen

waar je gerookte zalm op Zweeds brood kan eten

terwijl je kinderen of die van een ander

verdrinken in een bad van ballen

of simpelweg worden meegelokt.


Je kocht een sofa voor je dochter

die alle mysterie uit haar leven heeft gebannen

en dus werkt aan winsten op varkenskoteletten

het werd een beige sofa met rode spikkels

waar je geen aanstoot aan kan nemen.


Op de terugweg werden we bevangen

door smog en weemoed

jij door smog

ik door beide


Column Humo 17/1/2023

…..
Ik ben liever lui dan moe. Daarom heb ik voor het literaire genre poëzie gekozen.

…..
Ik ben sowieso te panisch, te egocentrisch, te bipolair, te chagrijnig, te eczemateus, te promiscue, te gewetenloos, te agressief en te ongeduldig om de mantelzorger te zijn van een kwieke blijmoedige misogyne kolonialistische pezewever met als enige gezondheidsklachten ouderdomssuiker en misselijkmakende ostentatieve kwijlende geilheid.

…..


Psalm voor de bedeesde zeepzieder

…..
U hebt een naam, God, Uw naam is God

Bovendien gaf U ook namen aan de vreemde schepselen die U schiep:

De schijfkwal, de heremietkreeft, het nijlpaard, de civetkat, de vioolspin, het wrattenzwijn

Ik zal nooit genoeg krijgen van Uw schepselen en Uw woorden

Maar doe me een plezier, God dear, geef me de bedeesde zeepzieder op een plateau,

In een korenveld, in de camionette van een schizofrene taxidermist, in een duikboot,

In hotel Le Chien Vert, in een filmwoestijn, in Helsinki, eender waar

Geef, geef, geef.


God in de wasserette


Ik kom God tegen in de wasserette, hij ziet er verfomfaaid uit

Hij staart wezenloos naar zijn tuimelende overhemden

En nog wezenlozer naar zijn buitelende sokken

Een broek draagt God niet, zijn geslacht ziet er ongebruikt uit

Ik vraag God of hij me 20 cent kan lenen voor een pakje wasverzachter.
…..


De zwarte beha die een strandherinnering werd


De bovenbuurvrouw van de voormalige vrachtwagenchauffeur drinkt sherry

Aan de lopende band, haat mannen, en heeft vijf katten

Toch is ze allesbehalve een heks of een cliché

Ik mag haar graag, ze doet mijn was en geeft me kliekjes tandspoelmiddel

Wanneer ze ziet dat ik worstel met mijn gebit – ik worstel vaak met mijn gebit.


Vandaag heeft ze het moeilijk; het is exact vijf jaar geleden

Dat haar ex-man haar de trap op sleurde en haar schedel trachtte in te slaan

Met een strijkijzer of stoomgenerator; hij dacht dat het gelukt was

De bovenbuurvrouw deed alsof ze dood was, haar ex-man zocht nog even

Naar een tweedehandse stacaravan op de computer, at een half blik ravioli

En toen vertrok hij en kon de bovenbuurvrouw eindelijk de ambulance bellen.

…..


De dieren in mij


Terwijl mijn lichaam jonge dieren opneemt

die dartelen in weiden naast

club copacabana en naast de graven van

naamloze Amerikaanse soldaten

blijf jij mijmeren over

de frituur die je vader overliet aan je jongere broer.


Mijmeren is het juiste woord niet

nijd verwringt je gezicht en je nagels

krassen zijn naam in mijn witte buik

de naam van je Vader die

gestikt is in het sleutelbeen van een konijn.


Mijn lichaam nestelt zich op

een strak georganiseerde insectenkolonie

en jij ploft op mij

gewild onbevallig deadweight.