SLORY, Michaël
De vele grietjebies*
In de branding zijn ze nu
die grietjebies
met die kreten uit hun kelen.
In de branding zijn ze nu.
‘Iets bijzonders?’
vraagt de wind.
‘Niks bijzonders’
zegt de bamboe.
Intussen vlamt de zon
steeds meer als uit een eeuwigheid.
O, hoe de toppen van het groen
statig groeten en lofprijzen
deze morgen, deze dag!
* Grietjebie= Grote kiskadee/tropische zangvogel
Negervrouw (II)
Glorie van de dag
twee zwarte ogen
en donkere haren.
Negervrouw!
Wat heeft jou gebracht
in deze warme straten
van de stad?
Ere
aan de zon
van je dijen.
Ik zal schrijven
van je tenen af
tot je enkels
en ver langs je dijen.
Van je hielen af
langs je kuiten
tot voorbij je knieholten.
Als een vogeltje
zal ik duikelen
in het lied van je lichaam.
Gedicht
Van waar het licht
dat uit uw ogen welde
en mij verblindde?
Zoete druif
de spraak
van uw mond.
Muziek
uw reine gestalte.
En bevreesd
hoor ik u aan.
Het is geen droom
dit notenblad.
Het is geen waan.
Maar ik weet een lied
gebeeldhouwd voortaan.
Orfeu negro
Ik zal zingen
om de zon
te laten opkomen,
wanneer de sterren weggewassen zijn
uit de lucht.
Ik zal zingen
in wolken van oranje,
bespikkelde lendendoeken van roodblauw,
zwart, dat zich niet langer kan staande houden
wanneer mijn zon aankomt;
een gele boodschap
voor allen die nog in hun kampen liggen,
voor allen die blind zijn van slaap…
Ik zal zingen
om de zon
te laten opkomen,
vanuit het water
dat zo eindeloos breed is,
totdat jullie naar buiten komen
om te luisteren
naar het bericht dat vanuit mijn hart
naar buiten breekt:
enkele druppels van morgenzon.
Wij negers
O, negers!
Als wij terugblikken
om te zien wat er gebeurd is
krimpen wij
ineen: ‘Vergeet.’
Maar toen ik mij omkeerde
zag ik de zee
voortstrompelen naar de mangrovewortels,
in het witte schuim
een langgerekte traan,
ik zuchtte in mijzelf:
O, negers!
Hoe moeten wij kijken
in de spiegel
van de geschiedenis, die zwart, zwart is?
*