BRAK, Piet
Een vrouw in de wintertuin
(een herinnering aan Charles Ducal)
Er is een vreemde ruimte tussen ons
en angst om elkaar te behagen
in dit koude bed.
Ik zie de lijn van het lichaam,
het onvermogen dit te begrijpen,
de ingehouden begeerten,
de verstrooiing van een vlek
op je arm,
de ademhaling die beweegt
als de zee.
Ik word gek van een vouw in je dij,
van je weerstand bij een nadering,
van een rillende spier,
van het zwijgen tot op het bot.
En toch:
je bent zo mooi, zo glad
als een glimworm in de nacht.
Ik lees haar dit voor:
ze zegt: ‘ach, het is maar een gedicht.’