JONGSMA, Janine


Ongezochte vondst

Jij, die weet dat ik geen onbeschreven blad ben

maar getekend door woorden

mij kunt lezen nu ik naakt voor je lig

en ik mijn ziel in je lichaam schrijf


Jij, die behoedzaam de blaadjes van mijn hart

omdraait als ik er hardop uit voorlees

ezelsoren vouwt in kwetsbaarheid

zodat ik weet waar ik gebleven ben


Jij, die weet hoe je onderhuids kruipt

onder mijn vel beweegt

mij van mijn zinnen berooft

ze teder uit hun verband haalt en omwikkelt met liefde


Reservetijd


en als je mij hebt doorgrond,

weet dat er daarna niets meer komt

wat jou nog verbazen zal in mij


jij mijn restwaarde afschrijft

waar ik liefheb in ons trouwboekje

geen beroering meer voelt


aan de andere kant van ons bed

waar ik al jaren niet meer kom

je mij plichtmatig welterusten wenst


verval ik in het stilzwijgen van ons huwelijk

onder de noemer “houden van”

tot een obligate kus bij gelegenheden


was ik de vlekken uit je onderbroeken

stel ik louter retorische vragen

en serveer onopvallend je lievelingskost


om de aandacht voor die halfdode vrouw

in dit krankzinnige instituut

maar niet op mij te vestigen