BURNIER, Andreas
Wie zal de nacht in strikken binden?
Wie zal de nacht in strikken binden?
Je naam heb ik nog niet vergeten,
maar op het zachte weefgetouw geweven,
zoals een roos bloeit in de wind.
Ik heb je naam goed opgeschreven
en aan een wit papier gehangen
waar kinderen mee spelen kunnen,
zodat je naam in hun verlangen
bewaard zal blijven voor de wind.
De slanke dansen van verdriet
heb ik ’s nachts op het plein gedanst,
de zee, de sterren en het strand
zijn weggegleden uit mijn hand.
Maar dansend heb ik onbezonnen
je naam geroepen tot de muren,
totdat de huizen binnenst buiten
schaterlachten van verdriet.
Terwijl ik in mijn dorpen liep,
heb ik gevraagd aan de beminden:
waar kan men oude namen vinden?
Wie kent de naam die mij verliet?
Wie deelt de droom die in mij sliep
en zal het hart in bloemen winden?