DE WRINGER, H.P.G.


Weemoedig

Weemoedig om wat eenmaal werd verloren,

Verlangend naar wat nooit geweten werd,

Vind ik mijn weg door struikgewas versperd,

Moet ik noodzaak’lijk eenzaamheid behoren.

Ik heb je veel en onnadenkend lief

Gehad en nog gaan steeds in somb’re dagen

Naar jou gedachten onderweg vervagen

En keert je beeld zich lachend en naïef.

Ben ik als monster of als mens geboren?

Want voor mij vluchtend als een schuchter hert

Gaat iedere liefde in een waas verloren.

Het heeft mij stil doen zijn en diep gegriefd.

Toch wil ‘k mij ditmaal niet voor jou verlagen,

Daar ik mij pas uit dood’lijk leed verhief.