ANONIEM – De Buskenblazer
…..
De eerste man.
En trouwen, ik ben gebeterd aan mijn springen.
Hulp god, hoe klaar zal ik nu zingen!
Nu hebbe god lof en dank,
Ik ben gebeterd aan mijn zank
Alzo wel als ik aan mijn schoonheid bin.
O wijf, mijn minnekijn, laat mij in,
En komt, beziet mij nu!
Zijn wijf.
Keren, ziet met deze vogelschrik!
Wat duvel, wie heeft u zo begaat*?
De eerste man, haar man.
Ik heb in een jeugdbron gebaad.
Hebt gij mijns nu enige lost*?
Deze schoonheid heeft mij gekost
“t Geld van onze koe algeheel.
Zijn wijf.
En trouwen, dies hebbe die duvel deel,
Hebt ge ‘t geld hierom gegeven?
Die eerste man, haar man.
Ja ik, en mij en is niet bleven,
De beurs ik gaf ze ook met,
En hij heeft mij een buisje aan mijn mond gezet,
Daar blies ik in al mijn macht,
En daar kwam uit zo grote kracht,
Dat ik ben geworden aldus schone.
Zijn wijf.
Keren, hoort, dat u god lone,
Een wijf vare wel met deze man!
En trouwen, die duvel bracht er mij aan.
Gij zijt recht zwart als een moriaan.
Die eerste man, haar man.
Wat duvel! Ben ik alzo gedaan?
En ben ik niet schone, wit en klaar?
Zijn wijf.
Ja gij, gij zijt een kwaad jaar:
Ik en zag nooit lelijker creatuur.
Wat, Geert, lieve gebuur,
Komt en beziet mijn man!
Geert, zijn gebuur.
Goesen, bij Sinte Jan,
Wie heeft u alzo begaat*?
Gij hebt immer in een blauwkuip gebaad:
Uw aanschijn is al met zwart bestoven.
…..
* lost = lust
* begaat = bedacht
Bewerking: Z. DE MEESTER