ARENDS, Jan
De voetstappen
De
voetstappen
die ik achterlaat
zijn bezit
van de grond.
Mijn leven
is van het
verleden.
Mijn woord
is in de monden
van anderen.
Ik
ben niet.
Ik
was.
Zo
is het
met alle dingen
Ik houd niet
Ik houd niet
van bloemen.
Ik heb nooit
een korrel aarde
bezeten.
Ik wortel niet
in grond.
Mijn bestaan
is ontkend.
Hoe moet ik dan
van bloemen houden?
Wat komt
Wat komt
is bezig
gestalte te krijgen.
De toekomst
kleedt zich
in het duister
van mijn leven.
Ik
ben bang
voor kwaad
in donker.
Ik
ben bang
voor dat
wat komen
gaat.
Bid
bid
god kan spreken
niet mijn taal
god kan genezen
niet mijn kwaal
god is liefde
gevoeld nee nooit
god is vrede
in ’t land van ooit
god, ik ken je
niet als held
god, waar ben je
waar in ’t veld
god, ik brom je
je dagen geteld
god, ik smeek je
stuur je zoon
god, ik roep
met luide toon
“maranatha”
zonder hoon
god, zo leven
is een straf
god, help ons
in vredesnaam
voor eeuwig
van de ellende af
Ik heb nooit
Ik heb
nooit
een echt woord gehoord
of het deed pijn
Om pijn
te schrijven
heb je
weinig woorden
nodig.
Een kleine barst
Een
kleine barst
wordt
een scheur.
Een
scheur
wordt
een kloof.
En zo
staat de mens
alleen.
Ik zie het weer
Ik zie het weer.
Ik zie de bloemen
in de goot weer bloeien.
Ik zie mezelf
weer te schande gemaakt
door de drank.
Ik zie de deur
weer opengaan
ik hoor de sleutel omdraaien
en ik weet
en ik weet
en ik weet het al zo lang
maar ik was het weer vergeten.
En ik houd van bloemen
en van de zusters
en van het gesticht.
Dit
Dit
is de oudste dag
van
mijn leven.
Het
is de verjaardag
van
de tijd.
Kijk
maar op
de klok.
De tijd
vooruit
bestaat nog niet
en
het verleden
is verstreken.
En toch
moet alles
nog gebeuren.
Ik
Ik
wil alleen
maar weten
wie
ik ben.
Een
andere reden
om te schrijven
heb
ik niet.
Maar
wie ik ben
gaat niemand
wat aan.
Ze hebben hun moskee gebouwd
Ze hebben
hun moskee gebouwd
om onze gulden
van god.
Ze zijn gekomen
als soldaten
maar zonder
geweer.
Hun wapen is honger.
Ze
zijn hier
als veroveraars
van recht
op leven.
Lieve Jacoba
Lieve Jacoba, het regent en de mensen slapen zo diep
En zijn de legende vergeten van God die de wereld schiep
Maar buiten staan geurende rozen en ik, ik zing voor de maan
Lieve Jacoba, het regent en straks moet de wereld vergaan
Ik zing van de maan voor mijn liefde, maar het regent de maan die is heen
Lieve Jacoba, weet jij hoe de maan in het donker verdween
De wind speelt een spel met mijn haren en de mensen slapen zo diep
Lieve Jacoba, het regent en mijn liefde gaat over in griep
Ik schrijf gedichten
Ik
schrijf gedichten
als dunne bomen.
Wie
kan zo mager
praten met de taal
als ik?
Misschien is mijn vader
gierig geweest
met het zaad.
Ik heb
hem nooit
gekend,
die man.
Ik heb
nooit
een echt woord gehoord
of het deed pijn.
Om pijn
te schrijven
heb je
weinig woorden
nodig.
Overgebleven gedicht
Ze heeft
lelijke benen
benen
maar
ze heeft laarzen
aan.
Ze heeft
te dikke billen
maar
ze heeft
een rijbroek
aan.
Ze heeft
te slappe borsten
maar
ze heeft
een zweep
in haar hand.
Ze is
prachtig.
Ach er komen wel weer bloemen
Ach
er komen
wel weer bloemen.
Heb je ooit
zoveel honger gehad
als nu?
Als er weer bloemen komen
zal het brood zijn.
Dan komen alle dromen
terug.
Boze dromen
van honger
zullen weer terugkomen.
Er komen weer bloemen
van lente
en angst voor de winter