SABA, Umberto

C’era

C’era, un po’ in ombra, il focolaio; aveva

arnesi, intorno, di rame. Su quello

si chinava la madre col soffieto,

e uscivano faville

C’era nel mezzo una tavola dove

versava antica donna le provviste.

Il mattarello vi allungava a tondo

la pasta molle

C’era, dipinta in verde, una stia, e la gallina in libertà raspava.

Due mastelli, là sopra, riflettevano,

colmi, gli oggetti.

C’era, mal visto nel luogo, un fanciullo.

Le sue speranze assieme alle faville

Del focolaio si alzavano. Alcuna

- guarda! – è rimasta.

Er was

Er was de haard, een beetje in de schemer,

wat keukenspullen eromheen, van koper.

De moeder bukte zich daar met een blaasbalg,

er sprongen vonken uit.

Er was een grote tafel in het midden

waarop een oude vrouw het eten legde.

Het rolhout spreidde daar de zachte deeglap

ver in de rondte.

Er was een groengeverfde hoenderkorf en

de kip liep, losgelaten, rond te pikken.

Twee volle teilen spiegelden de dingen

op 't hoge aanrecht.

Er was een jongetje dat nauw geduld werd.

Zijn hoop rees met de vonken uit het haardvuur.

Een enkele is tussen alle sintels

- kijk - blijven branden.

Vertaling: Ike CIALONA