GEERAERTS, Jef
Het Sigmaplan
…..
‘Men kon er van uitgaan dat België medio 1984 beschikte over een kleine terreurorganisatie-op-waakvlam die desgewenst heel snel operationeel kon worden gemaakt. De vier CCC-kopstukken – de naam
Cellules Communistes Combattantes
werd uitgevonden door de Belgische Sûreté met de bedoeling de link te maken tussen de buitenlandse en de binnenlandse vijand – kregen zonder dat ze het wisten het CIA-statuut van fall guy*, onze samenwerking met de Sûreté zou worden gecoördineerd door onze station chief in Brussel en de Belgen stonden erop dat er geen bloed mocht vloeien.’ (
* een agent die bewust zal worden opgeofferd
).
…..
Er ontstond ernstige twijfel of de CCC niet door ultrarechts of zelfs door de politie of de inlichtingendiensten gëinfiltreerd werd, vooral nadat gebleken was dat de leden van de Franse terreurgroep Action Directe, die met Carette in Brussel gezien waren, behoorden tot een groep van Action Directe die door de Franse politie was geïnfiltreerd.
…..
De regering vond dan ook dat het stilaan tijd werd met echte terreur te beginnen. De aandacht moest een poosje van de CCC afgeleid worden door een reeks bloedige aanslagen van de Bende van Nijvel. Het werd bovendien duidelijk dat de marxistische filosofie waarmee de CCC zijn terreuracties probeerde te rechtvaardigen opvallend slecht doordacht was: ze wilden immers et kapitalistisch systeem en het Belgische establishment destabiliseren, en ze bereikten net het tegenovergestelde.
…..
Ik was maar een neger
…..
Op dat ogenblik heb ik begrepen dat we een ras van nikkers zijn, een verdoemd, verschopt, godvergeten ras van nikkers en van dat ogenblik af haatte ik de blanken met een haat, diep in mij, knagend en grommend en gloeiend en ijskoud en pijnlijk en in mijn bloed en al de sappen van mijn lijf was er alleen maar wraaklust en bloeddorst en haat, haat, haat.
…..
's Ochtends met de kippen eruit. In de rij naar het gebed en de mis 'één - twee, mo-ba, één - twee, mo-ba, moba.' In de kerk zingen dat je keel er schor van werd, Kyrië eleïson en Agnus Dei en zo. Verplicht te communie gaan. Ja, dàt vooral. Als je één keertje oversloeg, kwam er deining. Naar de lessen, de koffieplantage harken, stenen bakken, tuinpaadjes schoffelen, hout dragen, de moestuin wieden, je eten koken, weer lessen volgen.
…..
De Belgen zijn een dynamisch, pretentieus, schreeuwerig, tuchteloos, balorig, krakelend, onbeschoft, egoïstisch volk. Ze hebben alleen belangstelling voor hun materiële welstand, het bezit van een wagen, een ijskast en veel geld, dat ze trachten buit te maken met alle mogelijke trucs, ze plegen bedrog waar ze het kunnen, ontduiken belastingen, zijn nooit tevreden en doen niets anders dan elkaar uitlachen en beschimpen en de rest ben ik vergeten, maar het is me wat moois, die Belgen. Crapuul!
…..
Het was zijn stem (
Boudewijn
) die ik gehoord heb, zijn lach die me als altijd gecharmeerd heeft. Zijn lange mooie handen heb ik gedrukt en vastgehouden. En zijn stem was als die van de duivel, scherp, grillig, vlug en ratelend, soms diep en sonoor, soms hoog, maar altijd fascinerend. … zo'n mens kan niet sterven. … hij is een god en een duivel tegelijk.
…..
Ik heb sterke mannen gezien, het gezicht nat van de tranen, lachend als kinderen om een van zijn onverwachte grappen (
Lumumba
) en één seconde later puilden hun ogen uit en huilden ze van wraaklust en bloeddorst.
…..
We hebben ze (
de blanken
) alleen maar geslagen, geschopt en naakt rond laten springen op handen en voeten, in de nor gedraaid, hun haar afgesneden en ze gras laten maaien, ze chikwang in hun bek gestopt dat ze ervan kotsten en koud water over hun lijf gegoten. We hebben hun geld afgepakt - sommige kerels liepen verdomme met tweehonderduizend frank in de achterzak van hun shorts. We hebben hun huizen geplunderd en hun wagens meegenomen. Was het geen oorlog? Ik vind dat we nog enorm netjes zijn geweest.
…..
Diamant
…..
Wat daarop volgde, speelde zich af binnen enkele seconden. Smithson-Dukka die als een kat op de andere toesprong. D.D. die achteruit deinsde en bliksemsnel een pistool trok, Smithson-Dukka die smeekte niet te schieten (hij was immers bereid zijn paspoort zonder tegenstribbelen te overhandigen). Die vervolgens naar het nachtkastje liep. De la opentrok. De zwarte spuitbus eruit haalde en een piepdunne straal vlak in het gezicht van de andere spoot, waarop twee oorverdovende knallen de kamer deden trillen. De andere liet het pistool vallen en greep kreunend, hoestend naar zijn ogen. Smithson-Dukka zakte met halfopen mond op de knieën en kroop met een van pijn vertrokken gezicht naar de andere toe. Raapte het pistool op, mikte en schoot het magazijn van zo dichtbij leeg, dat de vlammen de andere zijn pak schroeiden, legde het pistool neer, tastte naar zijn borst en keek met ronde ogen van verbijstering naar zijn hand die kleverig was van het bloed.
…..
De Zaak Alzheimer
.....
Op ongeveer een kilometer in vogelvlucht daarvandaan, in de Seringenlaan, stond een man in de brede dreef recht tegenover nummer 15 B in de schaduw van een dikke beuk te wachten.
Hij was klein van postuur, maar opvallend breed gebouwd. Hij was van kop tot teen in het zwart gekleed en zijn gestalte versmolt zo volmaakt met de omgeving, dat zelfs voorbijgangers hem met moeite zouden kunnen onderscheiden, maar daarvoor was geen gevaar: op dat uur lag de omgeving er als uitgestorven bij. De bewoners van wat zijzelf een exclusieve buurt noemden maar wat in werkelijkheid een enclave van nouveaux riches was, sliepen of zaten gezellig in hun comfortabele huizen, omgeven met grote tuinen, meestal voorzien van een stil alarmsysteem, een peperdure modetrend waar weinigen van wat in het jaar vijfentachtig voor de elite doorging, aan konden weerstaan. Telkens als er een wagen aan kwam rijden, keek de man met een katachtig rukje van zijn hoofd in die richting, maar bewoog verder niet. De wagens reden voorbij en dan werd het, afgezien van het drukke verkeer op de E3-Ring die vlakbij was, opnieuw relatief stil.
Net nadat hij op de verlichte wijzerplaat van zijn kwartshorloge had gezien dat het tien voor middernacht was, draaide een zware wagen geruisloos vanuit de Acacialaan de Seringenlaan in, vertraagde, stak zijn knipperlamp aan en stopte op twee meter van het hek. De man in de schaduw stak snel de straat over, bracht intussen de rechterhand omhoog, trok de ritssluiting van zijn jack open en haalde iets tevoorschijn. Het portier van de wagen ging open en een zwaargebouwde man die een sigaar rookte, stapte uit en zocht naar de sleutel om het hek te openen.
De man in de schaduw naderde. Net toen de andere zich vooroverboog om naar het sleutelgat te zoeken, was hij vlakbij en richtte het voorwerp dat hij zopas uit zijn jack had gehaald (en dat mat glansde in de straatverlichting) op het hoofd met de sigaar, dat zich abrupt omdraaide, hevige angst uitdrukte en iets uitstootte met een euh-klank erin. Op dat ogenblik spoot een helwitte gloed uit het glanzende voorwerp tegelijk met een oorverdovende explosie, het hoofd kreeg een klap als van een voorhamer en het lichaam viel zonder een kik te geven als een blok tegen het hek, één arm ging in een stuiptrekking omhoog, waarna het lichaam gekromd bleef liggen. Kort na elkaar volgden nog vijf explosies die als kanonschoten door de nacht scheurden.
De man in het zwart deed toen (rustig, accuraat, snel) het volgende: zijn wapen weer onder het jack steken, zich voorover buigen, nauwkeurig toekijken, knikken, naar de wagen lopen, waarvan de motor stationair draaide, instappen, het portier dichtslaan, achteruit rijden, zachtjes, heel zachtjes in de richting van de Eglantierlaan verdwijnen.
…..
De PG
…..
Van Reyn en Navaro Valls voelden zich dermate hoog verheven boven de gewone numerairs dat ze meenden recht te hebben op een aparte levensstijl zonder overdreven boetedoening, een clandestien gentlemen’s agreement waar ze van genoten als kwajongens terwijl ze er licht de spot mee dreven. Het dragen van de boetegordel, de
cilis (
een eindje ijzerdraad met scherpe puntjes dat om de dij wordt gespannen) en het zichzelf geselen met een zweepje lieten ze aan anderen over. Ze sliepen nooit meer op de grond, besproeiden hun bed niet met wijwater, namen warme douches en ze beperkten de ‘dagelijkse plichten’ tot het bidden van honderdvijftig Salve Regina’s, het opdragen van de mis (alleen voor van Reyn), en een half uur meditatie over een spreuk van El Padre.. Ze waren (van Reyn als priester en Navarro Valls als topnumerair), de facto ontslagen van de plicht van publieke zelfbeschuldiging, hun brieven werden niet geopend, alleen de wekelijkse biecht was een voorschrift waaraan ze niet konden ontsnappen.
…..
Romeinse suite
…..
‘En assik nie meedoe?’ zei ze nukkig, met een accent op doe , een fout die vaak wordt gemaakt door franskiljons.
Haar Antwerps dialect was overduidelijk.
‘Dan gaat u onmiddellijk voor drie dagen de gevangenis in,’ zei Vincke effen, en maakte onwillekeurig een Italiaans armgebaar.
‘Ik wensch mijnen advocaat te consulteer.’
‘Dat gaat niet, mevrouw. De Belgische wet laat dat niet toe.’
Ik ben citoyenne française, ik wil getraiteerd word volghens de Fransche oewèt.’
…..
Geld
…..
Een door merg en been dringende schreeuw van onvoorstelbare wildheid. Het is de voornaamste impuls achter een zijwaartse Tetsui, een karateslag vanuit de heup over de schouderspieren naar de half toegeknepen vuist, die Cornille met brute kracht raakt in het centrum van de plexus solaris. Met uitpuilende ogen hapt hij naar lucht. Zijn hoofd zakt zijwaarts. Zijn mond hangt open.
…..
Gangreen 1 (Black Venus)
…..
….. en ze heette Marie-Jeanne en ze was erg lief, speels als een antiloopje, en jong en mooi, o zo mooi en ze lachte veel en praatte honderduit en ze had gave tanden als een kudde ooien die opkomen uit het wed en ze had de haren in lange dunne knoetjes gebonden als de antennes van een weersatelliet en ze had dichte krulletjes op haar venusberg en stevige schaamlipjes en een koele spannende kont onder het dunne katoentje en na de eerste trage, allesomvattende, de wereld begrenzende kus, één gretige zuignap, was haar clitoris een bolletje kwik dat steeds maar de top van mijn middelvinger trachtte te ontsnappen en na drie nachten kende ze grondig alles wat veel later zogenaamd ervaren vrouwen verheugd zou doen opkijken…..
…..
…..met schokken en daarna had ze meestal dorst en ik voerde haar witte wijn en ze liet me meedrinken en vroeg week, bijna beschaamd, hetzelfde bij haar te doen en op een nacht zat ik geknield, mijn handen op haar billen, kussend, rauwe mosselen etend en opeens voelde ik al haar spieren verstijven, ze ademde niet meer en ik hield op en in het gele schijnsel van de lantaren zag ik steil boven mij een Egyptisch beeld van donkerrood basalt oprijzen, koud, gepolijst (en ademloos keek ik toe, de oerbronnen van Griekenland liggen hier, de Nijl is de ader, dacht ik en met sacrale, duizenden jaren oude gebaren begon ik mijn oorsprong te aanbidden) en later, als ze, dicht tegen me aangewurmd, ademend als een lichtgeolied dier, een hand vast om mijn penis, haar wapen, insliep, lag ik ontspannen, soms gelukkig naar haar te kijken, haar huid te strelen die fijn was als geboende notelaar, haar te besnuffelen als een jachthond met soms opeens de allesoverheersende gedachte dat ze eenmaal oud en rimpelig zou zijn als de vele uitgezakte, snuivende, dikke vrouwen van de wereld en dan was het alsof de hand van een geraamte mijn penis omvatte en 'm niet meer los kon laten en dan kreeg ik het koud en moest whisky drinken om weer normaal onverschillig, oppervlakkig te kunnen denken (als altijd, buiten in de zon, voortdurend op overwinningen uit) en om te kunnen slapen, beven of snikken in …..
…..
…..brak het uur van afscheid aan want de weg door het woud was eindelijk gebaand en ook Marie-Jeanne had enkele belangrijke wijzigingen ondergaan, ze gebruikte nu kwistig nagellak, lipstick en mascara, ze droeg minuscule broekjes, Maidenform beha's, dure sandalen, bloesjes, gebloemde sarongs, een zonnebril, haar bewegingen waren loom en glijdend en haar ogen stonden schuin en om haar mond zweefde de grote innerlijke rust van de Gioconda, dat eeuwige wijfje en als afscheidscadeau schonk ik haar een blinkende fiets met trommelremmen en versnellingen, twee elektrische lantarens en overal fladderende linten, het afscheid verliep vormelijk en ietwat beduusd, mijn lieveling sprong dadelijk in het zadel van haar nieuwe fiets en reed bellend, wuivend, gillend van pret de helling af...
…..
…..
Gangreen 3 – Het teken van de hond
…..
Maar bij het open graf trok mijn middenrif alleen enkele keren pijnlijk samen en zelfs toen Janus moemoe moemoeke! riep, liet ik geen traan, alleen telde ik elke seconde af, ik moest me uit alle macht tegenhouden om niet op de vlucht te gaan, weg uit deze rommelige farce met personages die voortdurend uit hun rol vielen. Toen Janus de week daar op de geliefde papegaai van zijn gestorven vrouw voor tweeduizend frank verkocht en zich met het geld een gouden ring aanschafte, was het alsof hij het ontbrekende stuk voor de puzzel geleverd had. Toen hij in juli naar Brecht kwam in het gezelschap van een gemeen, met klatergoud behangen vrouwmens, dat hij zogenaamd aan de vroegere buren kwam tonen, hijzelf een vervallen jeune premier in een lichtbeige zomerpak met een Borsalino zwierig op het hoofd, sigaar, polshorloge, bestond hij al niet meer.
…..