VAN RIESSEN, Renée
De vrouw en de trommel
Er is in haar een vrouw die valt,
één die om donkere wakken schaatst,
één die de kracht van water zoekt,
één die de lucht niet kan weerstaan:
er is in haar een vrouw die valt.
Er is in haar een vrouw die valt,
die niet met anderen eten kan,
één die haar hart niet bergen kan,
haar eigen dromen niet verstaat.
Er is in haar een vrouw die valt
en brekend door de grendels gaat
die om ons hart gesloten zijn -
Er is in haar een vrouw die valt
en op een grote trommel slaat.
Ze voelt het donker op haar huid,
ze weet de angst daar ingegrift,
ze drijft die luid en dreigend uit.
Stella Maris
Ik heb een eigen 'zuster maan'
niet aan de hemel wil zij staan,
zij wil niet bij de aarde horen -
ze kiest haar eigen baan, daarboven
en wandelt door de kou - een tak
die ongemerkt de band verbrak.
Zij is een ster - ik ben op zee
in stilte reist ze - met mij mee.
Het donker van de tijd
‘Winter’ zegt het getijdenboek,
en schrijft me door het venster voor
wat ik te doen heb in december:
verbrand het tuinvuil dat half warm
te rotten ligt onder de bladeren,
en zoek de sleutel van het botenhuis.
Bevrijd de ziel die als een boei
in de stroom vastligt. Knip de anker-
ketting los. Sluit haar niet af
voor wat gebeuren moet. Dagenlang zal ze
zich in tijdloos donker - de dag is nu niet meer
dan voortgezette schemer – overgeven
aan bespiegelingen. Wat haar overkwam
zal geopenbaard en leesbaar worden.
Ten slotte zal ze trachten op te stijgen
met de vogels die in V-formaties
dagenlang al verleidelijk overvliegen.