VAN EYCK, P.N.
De tuinman en de dood
( = bewerking van “
Le Jardinier et la Mort
” in “Le grand écart” van Jean COCTEAU )
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
Tusen de dag en de schemering
Tussen de dag en de schemering
Kwaamt gij en zaagt mj aan,
Tussen de schemering en ‘t donker
Zijt gij weer heengegaan.
Stom zonk ik weg in het wonder,
O eenheid van geest en geest!
Eén uur tusen daglicht en donker
Ben ik van u geweest.