HERZBERG, Judith
Want houden van
Want houden van
is gauwer gezegd
dan langer gedaan
maar soms komt het
in het donker
op gang en dan
is er verder
geen houden meer aan.
Trillingsgetal
Je telefoonnummer dreunt in mijn hoofd
licht trappelende dreun. Het volgt me
onder alles door, drukt zich terwijl ik lees
zet zich onder de woorden voort terwijl
ik schrijf.
En laat ik het heel even los
dan rent het naar de telefoon en draait
zodat er in jouw lege huis een rinkel
klinkt die niemand hoort. Misschien
trilt er een kopje mee als in de toon
haar hoogte even wordt geraakt.
Hoogstens knapt er een vaas.
Beemdgras en zachte dravik
Dit, dan, is wat wij maken:
in Juni als de weiden gloeien
van boterbloem, zuring, klaver
en bloeiende kniehoge grassen;
een grasbouquet, in een theepot
in het gras gezet. Met onbedroefde
kinderogen vlak voor de voeten
kijken, een van de vroege
genoegens die wij delen.
Dit, dan, wat we van
ons durven verwachten:
gras, in een blauwe theepot,
apart, tussen het groeiend
uitbloeiend, doorlevend gras gezet.
Nee er is geen tweede leven
Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van farao's
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur - voorbij de laatste dag
mee willen slepen.
Vondelpark 1987
Hardere vogels nemen het over.
Eksters kraaien papegaaien
de tijd van lijsters merels nachtegalen
lijkt voorbij; waarom juist nu
waarom won eerder in de wereld
van dit park het kwelen?
Als degens klieven zij
de lieve lucht, stelen
de kleine gespikkelde eitjes en
krijsen. Klieven en krijsen.
Pil
Zeer tegen mijn wil slik ik
zondag, maandag enzovoorts
dat roze rondje dat
mijn innerlijk verstoort,
tegen mijn wil, maar met
mijn wil, want als een kip
heb ik dozijnen
kinderen die ik niet leg,
niet leggen wil,
in deze al te volle stad
bij deze al te
pietepeuterige moeder
die ik geworden ben.
Maar als een kip
pik ik mijn eten hier
en daar, mijn wetens-
waardigheden bij elkaar,
en o de spijt voor wie dit mist,
al deze zeer diverse dingen
de zwanenbloem, familie zwanenbloem
een klok, kangoeroe, seringen
…..
Zeedrift
Goeiig ontmoedigd afgedankt dingetje
dat in de zee zweeft als een anemoon
en met het wier mee in en uit
en heen en weer slurpt op het tij
hierheen verdwenen uit wie weet
wat voor huis, wat voor schip.
(De zee is een dunne verdunning
van onachterhaalbare dingen.)
Een schil is het, nog minder
dan de schil van een gebaar
hoe overrompelend en dierbaar ook.
De zon gooit lichtdraadmazen door het water,
ik staar en traan van al dat ketsend licht.
En van hoe internationaal, en alledaags
en goedertieren sex is.
Bergmeer
Daar liggen godvergeten zonbeschenen stenen
heet te worden, af te koelen.
Geen mens, geen dier om het te voelen.
Alleen wij nu even.
Strijklicht
Over de sloomte en snelheid van meeuwen’:
Ze hebben het peinzende arctische glijden
hahaha uit de hoogte in langzaam
voorbijgaan maar ook wel het snelle
bemoeiziek gemekker van geiten.
Ze kunnen zo lang op een plek blijven hangen
dat hun schaduwen op de rotsen plakken.
In het donkerend uur als de grond nog wel warm,
alleen zee nog belicht is, spetteren zij
om de lichtende klip als vonken uit een vuur.
Er is nog zomer
Er is nog zomer en genoeg
wat zou het loodzwaar
tillen zijn wat een gezwoeg
als iedereen niet iedereen
terwille was als iedereen
niet iedereen op handen droeg.
Hoe
Als ik een man was
zou ik wel weten hoe
mij lief te hebben.
Ik zou mijn plotselinge
droefheden een bedding
geven, mijn natte haar
naar achteren strijken,
mijn boodschappenlijstjes
zou ik aanbidden en proberen
te doorgronden.
Ik zou mijn lege flessen
naar de glasbak dragen
en zeggen `onze'.
Ik zou mij aaien en
met mijn oor op mijn buik
willen horen tot waar
mijn hart harder bonsde.
Ik zou chocola voor mij kopen
en die niet helemaal opeten
maar ook een stukje voor mij
bewaren.
Ik zou naar vroeger
vragen en de naam van
de hond van mijn eerste
man's tweede vrouw zelfs onthouden.
Ik zou mij loslaten zodra
ik los wou en ik zou
mij vertrouwen waar
ik ook heen wou.
Ik zou mij afhalen als ik terugkwam
en dan blij zijn.
Ik zou zelf (als ik die man was)
niet vaak weg zijn, maar
trouw tot in de dood (na
honderd jaar) en
van al mijn onderkinnen
de een nog mooier
dan de ander vinden
en heerlijk hoe ik rook.”
Keer om
Keer om, keer om
Keer om, keer om
mooi meisje keer om!
Je danst in je sandalen
met voeten die groeten
met heupen als schakels
gemaakt om te draaien.
Ga mee in de velden
dan gaan we slapen
dan gaan we daar kijken
hoe alles gegroeid is
of de knoppen al botten
de blaadjes al groenen,
daar ga ik je zoenen
en bij onze deur
ligt allerlei fruit klaar
rijp en groen
speciaal mijn lief
voor jou bewaard.
Een kinderspiegel
'Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.
Ik neem een hond, drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij alsmaar bij elkaar.'
Daglicht
Uit de chaos van lakens en
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan, was
plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
hoewel, tenslotte nog in orde.
Vraag
Hoe is dat zo gekomen
Van altijd blijven slapen
Tot nooit meer willen zien?
Bevrijd
Toen hij na jaren
uit het gevang was vrijgelaten
heeft hij een zelfportret gemaakt
waarop de ogen zijn gesloten.
Waarom? Werd hem gevraagd.
…..
En wie zijn wij en wie
ben ik met mijn beperkt
begrip voor deze blinde blik?
Liedje
Lieg alsjeblieft niet tegen me
niet over iets groots niet over iets anders.
Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt
want dat is nog vernietigender.
Lieg niet over liefde
iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen.
Liever word ik bedroefd dan dat je liegt
want dat is nog bedroevender.
Lieg niet tegen me over gevaar
want ik voel toch je angst
en wat ik gewaar word dat is waar
of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker
Lieg niet tegen me over ziekte
liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies
in één van jouw lieve verzinsels
want daarmee verlies ik mij dieper.
Lieg niet tegen me over sterven
want zolang we er nog zijn vind
ik dat toegangsloze
niet mededelen wat je denkt
erger en zo veel doder.
Vader en zoon in hevige regen
Je zoon op je schouders.
Boven hem je paraplu
een lopend torentje
In regen van nu.
Zelf wees geweest
en wees gebleven
zit je daar zelf
op schouders
van ouders, zelf
in de vorm
van een zoontje,
en boven de hoofden
een ronde en kleine
maar troostende droogte.
Het volle leven
Zullen we
zei ze
samen
in een groot bed
in een hotel-
kamer
gaan liggen
met pyama's
aan en
dan de knecht
taart
laten brengen?
Beroepskeuze
En toen ze vroegen wat ze later wilde worden
zei ze 'Graag invalide' en zag zich al,
benen onbeweeglijk in bruin-geruite plaid
door toegewijde man en bleke zonen
voortgeduwd, geen zegel zelf te plakken,
geen brief te schrijven, geen reis te maken.
Dan zou ze eindelijk echt vrij zijn
zo treurig kijken als ze wou, in winkels
voor haar beurt gaan, bij optochten
vooraan staan, geen mooie kleren aan
en elke avond zachtjes snikkend
zou ze zeggen heus niet om mij
maar om die last voor jou.
En beide zonen zouden altijd
bij haar blijven, hun leven
aan haar wijden en nooit
zou haar iets overkomen,
nooit, nooit zou ze slijten.
Toegift
Natuurlijk haal je liever iemand uit het water
die nog te redden is. Maar stel dat hij nog leefde
wat hadden we dan voor hem kunnen doen. Hem vragen
waar zijn wanhoop op berustte, hem zijn geliefde
weer terugbezorgen, of zijn werk, of zelfvertrouwen?
Nu kunnen we een heel klein beetje rouwen
niet eens om hem, omdat we hem niet kennen,
maar uit een vaag gevoel van menselijk fatsoen.
De bijna-liefde, bijna aandacht die hij straks nog
meekrijgt in zijn kist was misschien nét dat
kleine beetje dat hem had kunnen redden,
dat hij bij leven heeft gemist.
Een boek wegdoen
Een boek wegdoen
dat je nog niet gelezen hebt;
‘ik kom daar niet aan toe
kijk bijna elke dag wel eens
naar mijn enorme stapels.’
Een boek wegdoen dat je twee keer
gelezen hebt is als een goede vriend
ten grave dragen. Samen veel mee-
gemaakt. Vrezen: dat vele
gaat vervagen.
Al vond magie, geloof of bijgeloof
geen ruimte in je kop
een boek wegdoen waarin
een opdracht aan je stond
dat blijft je bij als zonde.
Een boek wegdoen
waarin je halverwege
bent blijven steken. Er
zit een post-it stickertje,
je weet nog steeds niet
wat daar bleek te ontbreken.
Te willen hebben gehad
Te willen hebben een huis in de duinen
Te willen hebben verzamelde werken
Te willen hebben één blauwe vriend
Te willen hebben zinvol bestaan
Te willen hebben gehad
Te willen hebben
De enige echte
Te willen hebben
Het zout ter aarde
Te willen hebben
Ook van de zee
Te willen hebben
Geen argwaan gehad
Te willen hebben
Een vrolijk weerzien
Te willen hebben
Een boot met een mast
Te willen hebben
Zo'n malse matras
Te willen hebben
Te willen hebben gehad
Te willen hebben
Bloeiende struiken
Goede Goddelozen
Te willen hebben
Weten of planten kunnen voelen
Te willen hebben
Een bedoeling als planten of slak
Te willen hebben
Kunnen vliegen
Te willen hebben
Eigen vleugels
Te willen hebben
Vloer en dak
Te willen hebben
Herinnerde dagen
Te willen hebben
Wat tot nu toe
Te willen hebben
Wat tot nu toe
Wat tot nu toe
Ontbrak
Te willen hebben wat tot nu toe
Te willen hebben wat tot nu toe
Wat tot nu toe
Ontbrak
Zoals
Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend,
minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens
maar toch het meeste wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg.
Iemand om aan te vertellen wat niet van belang is
Het regent en niemand om aan te vertellen
hoe nat ik ben. Het regent en niemand
om aan te vertellen dat mijn nieuwe schoenen
nu al lek zijn. Jac, ik ben in een plas gestapt
en mijn schoenen zijn lek, ik ben nat, door en door.
Jac, en jij?
Hoe hard het regent?
Het regent heel hard. Heel erg hard.
Harder dan ooit.
De zoen tussen flotsam en jetsam
De zoen
op het strand
ging op zoek
naar een mond
tussen peuken
broodkorst (nat)
de stokjes
van lollies
en de schil
van een water-
meloen.
Maar de zoen
vond een aai
zonder hand
zonder wang
een grap
zonder oor
en een geur
zonder neus
een scharnier
zonder deur
een kier
zonder raam
plastic fles
zonder brief
zonder traan.
En gekrijs
van geen meeuw
met geen weet
van hoe lang
zo een juttende
zoen overleeft
aan de ebbende zee
op het fronsende
zand.