TENTIJE, Hans
Billard Palace Hotel 6
Strak in het vel nog weliswaar, maar met een verwassen
flodderig zwart slipje aan haar kont, naar de spiegel overgebogen
oogschaduw, mascara aanbrengend –
een beeld waar ik buiten bleef, het eigen vege lijf
liever niet aan blootstelde
en hoe ik ook in haar kroop, mij in haar nestelde, weinig was er
dat iets vertrouwelijks of een blijk van echte
vertedering opleverde, geen beletsel zolang we verder het eenzelvige
wisten te mijden van onze vrijpartijen
dus hieven we het glas op ons samenzijn, aten bij het water, seizoen
of niet, mosselen en friet, prezen de Elzasser pinot
en het verrassingsdessert en rookten tijdens de espresso
met likeur en armagnac, terwijl de hemel al vroeg
naar indigo verkleurde en er een restje zonlicht opblonk
in schelphelften, vingerkommen
eendere liefdes, eerdere fiasco’s, de rekening
voldaan tenslotte, een ruimhartige fooi op het viezige tafellaken
achtergelaten, of ik mijn ware schuld
daarmee soms enigszins vereffenen kon
Berlijn-Ansbacher strasse
Dit is de sleutel in je hand, dit is de vleugeldeur
van de entree, de brede trapopgang
die zijn pluchen loper voor je uitlegt en je naar statige
verdiepingen omhoogvoert
geen roede ligt er scheef, het duister
kruipt uit de lambrizering op en in de kille aderen
van het marmer stremt, vermoeid, het bloed
de lichte scheuren dateren van die keren
dat de luchters vervaarlijk zwaaiden en zich leegschudden
boven tafelkleden en parket, toen het alarm
afging en het laatste kristal versplinterde –
kom, sluit de deur achter je, denk om indringers
en najaarsblad, snuif de verschaalde, bijna vervlogen
geuren van zijde en serge, van dat ene, alles
zo vaak verpestende parfum op, van varkensleren
of goedkope kartonnen koffers en hoor
hoe de sneeuw van toen, dooiend, andermaal
van een kraag van sabelbont druipt
en hoe op de slechts spaarzaam verlichte overlopen
het gekrulspelde wantrouwen en zulke ochtendjasklamme
ongepoederde opvliegers, roddels
en al of niet bedekte toespelingen konden gedijen –
buitenom vergrijpen de tengels van de bosandoorn zich
aan lofwerk, loggia’s en balkons, omstrengelen
tot wurgens toe de jaren
hier was het toch?
Zij is
Nooit zal zij haar haar nog anders dragen
dan zo – een beetje opgestoken, wat losser bij de slapen
en achter in een soort van wrong –
zij is op dit moment, voor dit moment
geschapen, zij kijkt niet terug
als wij haar zien, zij heeft haar ogen
afgewend
zelfs maar de gewoonste dingen
op te nemen, de mensen om haar heen, landschappen
die de hare waren geweest
had zij zich daarin bewogen
langs rietstengels, langs bijna niets
en over fijnvertakte barsten
in de ijsvloer, over de als met schitterend ijzervijlsel
besneeuwde velden, op de donkerende bosrand
toelopend om al het rood
te willen stelpen
geen liefde
is er, in portiek of bed
met haar bedreven, een zichzelf vergeten
dat alsnog, misschien, iets wakker
geroepen had –
steeds zal zij onze blik ontwijken
wanneer wij haar gadeslaan, haar wereld is verlaten, vrij
van achterdocht, bemoeienis
zij is de mist die zich brandt
aan het glas van lantaarns, het driftige
snel wegstervende getik van hoge hakken
onder een brug, een viaduct
of zij zich werkelijk verliezen kon –
dan wordt het stil
zij schudt de sterren van zich af, zij is
een witte regenboog bij nacht
Spreeuwen IV
Wanneer er niets meer is, alleen nevel, zeevlam is
boven het afgezande, afgegeeste laatste stuk van het
binnenduin
waar de tekenen van het verdwenene
zich brandend houden, maar spaarzamer stilaan
en op het punt van uit te doven
een grijs en koortsig waas dat het landschap omhult
verzacht het gemis en onttrekt
de schade en mistroostige luister
voorlopig aan het zicht
mocht de damp straks opgelost zijn, dan zal het zonlicht
de schaduwen hun plaats weer gunnen –
als vanouds verschijnen er op dit boerenerf
goudsbloemen, giftige lupinen, verdwaalde distels
en het geboete net dat nog steeds
over de takken van kers hangt, geen spreeuw
die erin verstrikt geraakt is
een spanen slof met een afgescheurd hengsel op het tuintafeltje
naast het pad, een achterovergevallen
keukenstoel in het hoog opgeschoten gras