BRUIJN, Cor
De Zaadsjouwers
…..
Zwijgend werkten ook de sjouwers, alle zes, in opgang na opgang gedoken onder de onmerkbaar steeds zwaarder drukkende zaadlast, in opgang na opgang, éénmaal, tweemaal, tienmaal, honderdmaal door de schroeihitte van de junidag dragend het voedsel voor honderden omhoog.
…..
Een verduveld warme dag zou het weer worden. Kon je weer in je eigen zweet lopen te stinken. Konden je botten weer uitdrogen, tot ze kraakten onder het opladen van de zakken met zaad. ’t Was verdamme het leventje wel als je tegen de zeuventig liep. Mocht-ie waarachtig nog blijd wezen, dat er werk was ook. Dat ze hem met z’n ouwe karkas nog hebben wouën in de vaste ploeg.
…..