VAN LEEUWEN, Joke
Ik was veel kleiner dan de stad...
Ik was veel kleiner dan de stad
en schrok nog van bedelaars
waar altijd iets niet meer aan zat.
De winkels waren hemelhoog met
witte bergen onderbroeken, waarin
gegraaid werd van het zoeken tot
handen hadden. Ik vergat de weg
die ik niet had geleerd en
liep verkeerd. Een vrouw gerimpeld
van bestaan, vroeg of ik met haar op
wou gaan, want anders viel zij om.
We liepen samen krom,
als een gezinnetje van zotten.
Zij wist de weg, ik droeg haar oude botten.
Trouwen
Al bezig te bestaan, maar nu
hier te beginnen aan voortaan,
aan een hierna dat mag behoed,
de dagen met vier handen op
te tillen, te zeggen ja, te zeggen
dat we ja, te zeggen dat we willen.
Ozo heppie
Ik voel me ozo heppie,
zo heppie deze dag
en als je vraagt: wat heppie
als ik eens vragen mag,
dan zeg ik: hoe wat heppie,
wat heppik aan die vraag,
heppie nooit dat heppieje
dat ik hep vandaag
Genealogie
Er wroetten landarbeiders in je grond
met aardenagels, stijf bezwete broeken
en veel drammerige regen. Er stonden
vrouwen met gedoodverfd aangezicht,
te wijd van rokken en wellevendheid,
er waren huwelijken waarin waardig
werd gezwegen, er was een god alom
van wie ze alles kregen: licht, lijden en
een boterham, er waren kinderen die
kwamen en nog zonder taal weer stierven.
Alleen hun namen gingen door en door en
door en ergens iets misschien van wat er
boog in hun gewrichten.
Wil je met me naar...
Wil je met me naar
toejeweetwel
toejeweetwel?
Wil je met me naar
toejeweetwelwaar?
Ja, ik wil met jou
naar hoeheettut,
naar hoeheettut.
Ja, ik wil met jou
naar hoeheettutnou.
Gaan we samen in de dinges
en de weetnietmeerzovlug,
even in de komwatwasset
en dan weer naar huis terug
Hulp
Vroeger kwam bij ons een vreemde vrouw
Die jurken maakte van kapotte broeken
En soep van groente die was weggesmeten,
Die lappen breide van verdwaalde draden
En overvloed van bodems los kon schrapen,
Die planten overreedde tot gedijen
En koeken vulde met een hart van spijs.
En als het nacht was liep ze weer naar huis
En kroop ze in bed en wist niet hoe te slapen
Vier manieren om op iemand te wachten
1 Zittend. Denkend aan liggen. Je handen
strijken rimpels in het tafellaken glad
rond een gerecht dat moeilijk en te veel
voor twee en niet als op het plaatje is,
maar ruikt, het ruikt de ramen uit, het
doet zijn best niet in te zakken, zoals
een ingehouden buik niet bol te zijn -
ook andersom is vergelijken.
2 Lopend. Bijvoorbeeld naar de ramen
en terug en toch weer naar de ramen,
omdat geluid zich buigt naar wat je
horen wilt, maar het niet is. Er danst
een stoet voorbij, verklede mensen die
iets onverstaanbaars juichen, van elkaar
goed weten hoe ze heten en te kijken
dansen dat je kijken moet.
3 Staand. Bij een ingang, uitgang waar je zei
dat, maar er zijn er drie, je weet niet meer
of die of deze. Van blijven staan komt
niemand tegen, maar met bewegen
wordt haast bereikt wat net verdween.
Zeker nog niet gezegd wie blijft en wie
beweegt en wie dan wie wanneer
en van hoe ver weer ziet.
4. Niet