HERMANS, Toon



Hiëronymus

…..
Er gaat een raam open… en nog een en nog een en de mensen komen uit hun huizen. Eerst één, dan twee, dan drie, dan honderd… té gek, het hele dorp komt aangesneld met toeters en bellen en danst achter de witte ronde maan-trom aan. Het is een wonderlijk nachtcarnaval dat zich helemaal à l’improviste formeert.

De zusters van het nonnenklooster in witte nachtgewaden lijken nu wel bruiden met die witte sluiers van vitrage rond het hoofd gedrapeerd en vastgespeld met rode roosjes van papier.

De vuilnismannen drummen op de vuilnisbakken en de melkknechten op de melkbussen.

De pastoor speelt mondharmonica en rinkelt z’n altaarschellen, de politieagenten hebben witte engelachtige vleugeltjes op hun rug en zweven boven het blonde haar van Hiëronymus en ze ratelen met ratels en toeteren op mirletons.

…..


Circus

…..
De act van het mooie danseresje in haar witte tutu op de rug van de goeiig hobbelende merrie van glimmend melkchocoladebruin is als in een visioen uit een andere wereld, want straks als de muziek verstomt en de lichten doven, staan de paarden stil in hun stallen en draven er weer stinkende vehikels aan je oog voorbij met mensen erin die geen applausje voor elkaar over hebben, zelfs geen glimlach. O toverwereld van zacht zaagsel. Hoe vaak heb je me gevangen en ingelijst in de magische rode cirkel van de pisterand…

…..


Gezien hebben

…..
Toen het later stil was en de gasten waren vertrokken, heb ik geprobeerd het beeld van de gekruisigde Mens naar me toe te halen. ‘Je moet het gezien hebben’, dacht ik. ‘Ik kan het me niet voorstellen’ gaat ook hier niet op. Wij zouden die Christusfiguur heel anders ervaren als wij die avond daar op Golgotha hadden gestaan. Als we de beulen aan het werk hadden gezien en het gebikkel van de hamers op de spijkers hadden kunnen horen. Als we het uitgeputte nobele gelaat voorover hadden kunnen zien vallen op de borst. Nee… Je kunt het je niet voorstellen, maar toch is er een mogelijkheid het beeld iets dichterbij te halen, want je komt iets tegen van diezelfde Christus in het lijden van de mens. Omdat Zijn lijden te maken heeft met het al-lijden van de mensheid.

…..


Fluiten naar de overkant

…..
Ik heb genoeg lentes overgeslagen. 't Moet uit zijn. Vaak is het me niet eens opgevallen dat het lente werd. Het deed me niks. Nogal wiedes als je er geen acht op slaat, doet niets je iets. Ik merkte de bloesem evenmin op als de sneeuw. Ik hing maar zo'n beetje tussen hemel en aarde. En alles ging snel. Je had geen tijd om stil te staan, of je durfde het niet misschien, omdat je bang was dat je werd ingehaald.

Maar nu sta ik stil bij de lente in mijn tuin en ik weet zeker dat het niet het stilstaan is van een ouder wordende man. Wat jammer dat we zo niet kunnen zijn, denk ik, zo opgetogen als deze bloei; zo eerlijk als het gras; zo mild als de voorjaarsregen. En in dit decor van liefde en zachtmoedigheid wil ik alleen maar lieve mensen tegenkomen. O, u mag me rustig beschuldigen van sentimentaliteit, maar wat de aarde op dit moment oproept in mijn hart, laat ik niet zomaar kapotmaken door de wrevel en de onvrede van mensen; door wat ze zeggen in kranten, roepen door de radio, laten zien op de buis. Bij deze bloei in dit licht heb ik geen zin in discussies en vergaderingen en teksten; in beloften of voorspellingen; of in mensen die elkaar pijn willen doen, kwetsen en kwellen, die elkaar voorbij willen streven. Voor mij hoeft het nou es even niet, de succesvolle goalgetters.

Daar sta je dan tussen het geweld van dit groene leven, jij met je hinderlijke verstand, midden in het ongeremde dat maar raak leeft zonder enige reserve. Het vlamt op uit de aarde zonder terughoudendheid. Dat doet maar. Het staat op uit de dood. Breekt opnieuw uit de knop. Bloeit als een gek en valt neer zonder droefheid, zonder tranen.

Daar sta je dan met je armbandhorloge.

…..