VERMINNEN, Bert (“Bert VERM”)
Onbekende bewoners
…..
Ik zal de morgen niet meer zien,
al beginnen al de heiligenbeelden
te ontwaken uit hun plaasteren slaap,
al trekt de zevenmaal doorstoken maagd
de dolken uit haar boezem.
Ik kan niet meer denken,
mijn hersens zijn rot en verdoofd,
een foetus op een vuilnisbelt,
een slijmvlies over stervend vlees.
…..
Aantekeningen in de wachtzaal
Naar het middagmaal neigen
ook de meest misvormde gezichten.
rood bevlekt, blauw versteven,
met bloedbelopen ogen
naar het vleesbord.
Het eten raakt de kapotte lippen
en de builen, de zweren
de nooit-helende mondwonde
komt tot het middagmaal.
Zij, vijftig jaar en ziekbleek
Met warkrulharen als een struik
op haar duidelijke schedelpan.
Hij, hoe oud, met vierkante rode kop
en grauwe harenkrans.
Zij voegen hun lippen samen
boven etensresten één seconde.
Spoelt buiten de regen
alle littekens, schrammen en kwetsuren?
Waarom geen schoonheidsreclame
met op de foto de beminnelijkste,
lelijkste mens?