AURELIUS, Marcus


Letters to his teacher and friend Fronto, III, 4


…..
Nunc tu postquam inde profectus es, utrumne in Aureliam an in Campaniam abisti? Fac scribas mihi et an vindemias inchoaveris, et an ad villam multitudinem librorum tuleris et illud quoque, an me desideres, quod ego stulte requiro, quom tu certe facis. Nunc tu, si me desideres atque si me ames, litteras tuas ad me frequentes mittes, quod mihi solacium atque fomentum sit. Nam decem partibus tuas litteras legere malim quam omnes Massicos aut Gauranos palmites: nam Signini quidem isti nimis rancidos racemos et acidos acinos habent, quod vinum malim quam mustum bibere. Praeterea istas uvas multo commodius passas quam puberes manducare; nam profecto malim eas pedibus calcare quam dentibus comesse. Sed tamen propitiae placataeque sint et mihi pro istis iocularibus bonam veniam duint. Vale mihi homo amicissime, suavissime, disertissime, magister dulcissime.


Quom videbis in dolio mustum fervere, in mentem tibi veniat mihi sic in pectore tuum desiderium scatere et abundare et spumas facere. Semper vale.

…..
Ben je, nadat je ginder vertrokken was, naar Aurelia of naar Campania gegaan? Maak dat je me schrijft, of je met de wijnoogst bent begonnen, en of je een groot aantal boeken meegenomen hebt naar het landgoed, en vooral of je me mist, een domme vraag van me, natuurlijk doe je dat. Nu, als je me mist en van me houdt, stuur me dan veel brieven, om me te troosten en me op te beuren. Want ik zou tien keer liever je brieven lezen dan alle Massische of Gauraanse wijngaarden te zien; de Signische trossen zijn inderdaad ranzig en de druiven zuur, ik drink liever wijn dan most.; bovendien is het veel makkelijker als mannen deze druiven gedroogd eten, ik zou ze zonder twijfel liever met de voeten pletten dan ze te kauwen. Maar mogen ze toch een gunstig effect hebben en me een goed voorwendsel geven voor deze grappen. Hou je goed, mijn zeer genegen, allerliefste, hoogst bespraakte, allerzoetste leraar.


Als je de most in het vat zal zien bruisen, herinner je dan – net als ikzelf – hoe in je hart het verlangen opwelde, overvloeide en schuimde. Stel het altijd wel.


Vertaling Z. DE MEESTER