NAGEL, Willem
Voor het verdronken meisje
Verdrinken dat is water ademhalen,
verdrinken dat is met het hele lichaam drinken,
met tong en longen. Voorhoofd, lymfkanalen,
de open ogen, alles drinkt zich eindlijk zat.
Verdrinken is behoedzaam naar beneden zinken,
een dalend stofje in de zonlichtbaan gelijken
en de fluwelen bodem nooit bereiken
maar vlak daarboven blijven zweven;
je haar wuift zachtjes op de onderstromen:
daar vaart de veerboot over van half zeven,
het uur waarop je thuis had moeten komen.
Verdronken zijn is na drie dagen en drie nachten
weer op te stijgen dank zij nijvre rottingsgassen:
zij doen hun best het lichaam door het flesgroen licht
omhoog te tillen tot ten laatste het gezicht
de spiegel breekt; de zon streelt het meteen:
'waar ben jij deze dagen toch geweest?'
Verdrinken is God in zijn huis begroeten
terwijl het leven maar een moeitevol bestaan is.
Verdronken zijn is binnen stenen mogen kijken
en weten hoe het paard gemaakt is en de maanvis,
is eindelijk weer durven te ontmoeten
die men vernield heeft in dit leven.
Verdrinken is vergeten worden en vergeven,
het is een oud, zeer heimwee overwinnen
en het zolang gezochte einddoel vinden
waar ook de afvaart was, op de oude warme kust.
Verdrinken is een aangenaam ontbinden;
dag lief dood meisje, glimlach maar gerust.
|