VAN HAUWERMEIREN, Rita



Stilleven


De spiegeldeurtjes trekken

een scheur in mijn gezicht


de scharnieren piepen

je tandenborstel is gekromd


de tandpasta versteend

het mondwater zwijgt


de amandelolie is ranzig

het dopje van het flesje verduurd


flosdraad rolt zich op als

een foetus in zijn cocon


het scheermesje scherpt de snee

de aluinsteen likt geen wonden


op de bovenste plank van het kastje

ligt een gevouwen A4’tje


het spatje rood

verhindert mijn kijken.



Vergeten


hoe hoog de muur

hoe diep het vallen


hoe dun het licht

hoe wankel het evenwicht


hoe zwart het wit

hoe broos de schelp


hoe onmogelijk

het afscheid.


Memento


De dag is zwaar als lisdodden.

We rusten in de rietkraag.


De lucht hangt als een donker deken

boven de bedding. Schoorvoetend

wandelt heimwee over de uitgeklede aarde.


De zon legt een schijn van terug-

keer over de rivier.


Wordt dit een dag van droefheid en

verdwaalde dromen ?


Ach, laten we lichter worden, troost

in onze armen sluiten en blijven


oefenen in gemis

buigzaam als het riet.



Had ik maar


je knikkers bewaard in een kistje

je haarlokken in een bokaaltje


had ik maar een foto van je

meegenomen naar Montmartre


de kunstenaar op het plein gevraagd

om een paar penseelstreken


had ik maar je fietszadel wat lager

gezet de stuurpen vastgeschroefd


had ik maar een woord gevonden

om jouw zin mee te beginnen


maar ik lig gekruld als een komma


in jouw leegte



Tussen wieg en graf


Tussen wieg en graf

wil ik blijven

in de langzame schoot

van de stroom

in de ring zonder

begin of einde


Brief


Niets zo teder als

een coryfee van zwijgen


geen taal zo stil als

het blank van het blad


wie haar liefheeft benadert haar

met zachte meetkunde


als iets dat op een dag

onder de deur schuift


in een witte envelop.