COGHE, Gilbert
Niets blijft duren
niets blijft duren
niet de vuren
niet de muren
van het ouderlijk huis
niet de kinderen in de straat
niet de vrienden 's avonds laat
niet de tuin in stille pracht
niet mijn zoon die gretig lacht
niet de vogels in de bomen
niet de dag die nog moet komen
niets blijft duren
tenzij die onrust diep in mij
dat onophoudelijk geruis.
Afscheid
ik heb de dagen op een rij gezet
de uren afgeteld
mijn wonden voor het laatst gebet
mij bij de buren voor het afscheid aangemeld
de kaarsen heb ik gedoofd
een late herinnering gestreeld
en als een clown met een pluim op mijn hoofd
een droevig lied op mijn fluit gespeeld
ik heb al de deuren gesloten
de sleutel op het plankje gelegd
de rode wijn in mijn beker gegoten
wat banaals tegen mijn vrouw gezegd