BOERSTOEL, Jan
Geen kind meer
Je leeft je eigen leven,
wat zij er ook van vindt,
je bent allang geen kind meer.
Je wilt erover praten,
maar niet op die manier,
je zult haar best verdriet doen,
maar niet voor je plezier.
Wat moet je nog met haar en
met haar ouderlijk gezag?
En dan opeens, dan is-ie er, die dag…
De dag waarop je moeder sterft,
de dag die je dagen
van dan af aan wat grijzer verft,
al hou je niks te klagen:
je hebt je goede vrienden nog,
die staan je ook dichtbij
en als je soms een minnaar zoekt,
dan staan ze in de rij.
Maar niemand zal meer weten
hoe je met je pop kon spelen
en niemand zal nog ooit
je vroegste vroeger met je delen.
De dag waarna je nooit meer
kwetsbaar wezen mag en klein,
de dag waarna je nooit meer kind zult zijn.
Wat al die jaren fout ging
komt dan niet meer terecht
en wat je nog wou zeggen
blijft eeuwig ongezegd:
de machteloze frasen
van je genegenheid
en dat het niet haar schuld was
en ook dat het je spijt.
De dingen die je lang niet zeggen kon
en zeggen wou
en dan zo graag nog één keer zeggen zou…
De dag waarop je moeder sterft,
dat jij wordt losgelaten
en al haar eigenschappen erft,
die jij zo in haar haatte:
de scherpe tong, de bokkenpruik,
deze zure schooljuffrouw,
die zullen ze dan binnenkort
herkennen gaan in jou.
En hoop´lijk ook de and´re kant:
de aardige, de zachte,
maar of je die hebt meegeërfd
valt nog maar af te wachten.
De dag waarna de rest
een kwestie wordt van tijd en pijn,
de dag waarna je nooit meer kind zult zijn.
Ze hebben nooit op haar geleken
Ze hebben nooit op haar geleken,
daar heeft het altijd aan geschort.
Ze hebben nooit op haar geleken,
dus kwam hij steeds aan hen te kort.
Soms was het om hun mooie ogen,
hun mooie lichaam of hun stem,
hij heeft ze ook wel eens gemogen
en dikwijls hielden ze van hem.
Maar in de radeloze uren
voor elke nieuwe grijze dag,
dan lag hij in de nacht te turen
en haatte wie er naast hem lag.
Ze hebben nooit op haar geleken,
ze zijn gekomen en gegaan.
Ze hebben nooit op haar geleken,
dat heeft hij zich nooit toegestaan.
Hij kon hun warmte niet verdragen
en zij niet altijd zijn verdriet,
hij heeft ze er wel om geslagen,
maar van hen houden kon hij niet.
Toch hadden ze hem veel te geven,
zelfs waar hij altijd overvroeg,
een enkele haar hele leven,
maar dat was hem niet eens genoeg.
Ze hebben nooit op haar geleken,
al kwamen sommigen een end.
Ze hebben nooit op haar geleken
en haar heeft hij nooit echt gekend.
Het Oude Liedje
Het is weer herfst, de bollenvelden worden toegedekt
Als kind'ren voor de nacht, maar deze nacht gaat maanden duren
En aan de einder zie ik, hoe de rook van verre vuren
In paarse wolken langs de bleke najaarshemel trekt
De zomer is voorbij en jij voorgoed van mij genezen
Morgen zal het winter wezen
De blaad'ren sterven en de laatste oogst wordt ingehaald
Nog even en het vee gaat weer verdwijnen uit de weiden
En nu al lijkt het, door de flarden ochtendmist, bij tijden
Tot wangedrochten uit het schimmenrijk te zijn vervaald
Maar wie of wat geen warmte wacht, begint de kou te vrezen
Morgen zal het winter wezen
Alles wat in de kamer is, herinnert nog aan jou
Als ik mijn ogen dicht doe, kan ik haast je stem nog horen
Het bed heeft zelfs je warmte nog niet helemaal verloren
Alsof het zich verzet tegen de naderende kou
Hoe zal ik ooit nog ene dag gelukkig zijn na dezen?
Morgen zal het winter wezen
Oude vriend
Ze vallen meestal tegen als je ze herleest,
de boeken, die je ooit (figuurlijk) hebt verslonden,
want wat je daar ook vroeger mooi aan hebt gevonden,
dat blijkt dan op zijn hoogst inmiddels mooi gewéést.
En toch... Je pakt wel eens een bandje uit een kast,
blaast er het stof af en al bij de eerste zinnen
wandel je lang vergeten paradijzen binnen,
weer als vanouds ontroerd en weer opnieuw verrast.
Een vriend van wiens bestaan je amper nog iets wist,
maar die je al die jaren pijnlijk hebt gemist.
Iemand moet het doen
De televisie toont een groepje mannen en in het midden staat de delinquent
Die oogt een beetje minder zelfverzekerd toevallig ook een beetje meer pigment
Hij staat op zijn verdiende loon te wachten zoals dat is geregeld in de wet
Zo aanstonds moet hij in een stoel gaan zitten
En daarna wordt hij onder stroom gezet
Door iemand die geen dure tijd verspilt met domme vragen
Door iemand die alleen maar doet wat hem wordt opgedragen
Iemand moet het doen, iemand moet een hendel overhalen
En dat scheelt de maatschappij dan weer een moordenaar
Niemand moet het doen, niemand moet het volksgevoel vertalen
In een resoluut gebaar en daar gaat ie dan en klaar
Iemand moet het doen, iemand moet het willen
De hele binnenstad is in beroering er wordt geplunderd en ook brand gesticht
En boze demonstranten schreeuwen leuzen die tegen de regering zijn gericht
Achter gesloten ministeriedeuren vergadert een gesloten kabinet
En hoort steeds dichter bij het oproer kraaien
Gelukkig dat de straat is afgezet
Door een cordon politiemannen met getrokken wapen
En voor hen staat een officier nerveus zijn keel te schrapen
Iemand moet het doen, iemand geeft de opdracht om te schieten
Ook al maakt hem dat vooruitzicht nog zo bang
Iemand moet het doen, iemand commandeert het bloedvergieten
Dirigeert de zwanenzang in het algemeen belang
Iemand moet het doen, iemand moet het willen
En een rechter moet zich houwe aan de woorden van de wet
Ook al krijgt hij wel eens last van zijn geweten
Als hij hongerlijers naar hun armoeland terug beschikt
En daar hebben ze alleen maar gras te vreten
En een staatsman moet niet bang zijn voor een rigoureus beleid
Ook al valt hem dat soms helemaal niet mee
Want dat is hij aan zijn kiezers en zijn ijdelheid verplicht
En dat legt hij daarom uit op de tv
Iemand moet het doen, altijd zal wel iemand dat beweren
Altijd zegt wel iemand dat ie daarom dingen doet
Iemand moet het doen, iemand moet de wereld mores leren
Kosten wat het kosten moet, vrijheid of geluk of bloed
Iemand moet het doen, iemand moet het willen en de rest vind het wel goed
Bezoekuur
Ze zitten in de grote hal gedwee te wachten,
voorzien van dode bloemen en van troostend fruit,
tot de portier door middel van een belgeluid
het sein zal geven om zich ziekenwaarts te jachten.
Intussen roken zij een sigaret en roemen
de dokters, die vandaag de dag heel kundig zijn,
of lezen bordjes, die in ziekenhuislatijn
de kwalen paviljoensgewijs bij name noemen.
Dan klinkt de bel, en prompt begint het storm te lopen,
de dubbeldeur naar de verschrikkingen zwaait open...
Avant ski
De ene heeft een kamer met een bad,
de tweede heeft meteen de open haard aan,
de derde heeft na één nacht een baard staan,
de aidspatiënt heeft alles al gehad.
Het dorpje heeft nog de vertrouwde sfeer,
net als de kroegen de vertrouwde flessen
en alle leraren en leraressen,
die hebben het nog altijd, zonder meer.
En iedereen heeft zich weer voorgenomen
om dit jaar niet gebroken thuis te komen.
Winterslaap
Zo'n egeltje, dat in november slapen gaat
en dromend alles mist: de Sint als kreupelrijmer,
de kerstcommercie en het oudejaarsgemijmer,
de nieuwjaarsborrels en de nieuwjaarsleuterpraat,
fantastisch toch? En wat hem verder blijft bespaard:
sneeuw, ijs en hagelbuien, biberen en rillen
en carnaval... Zoiets zou u toch ook wel willen?
Pas als de lente terugkomt in de loop van maart
ontwaakt hij fit en fris na bijna twintig weken.
En daarna gaat hij een verkeersweg oversteken.