DELANOË, Pierre
De tout ce temps que sera ma vie De tous ces gens qui m’indiffèrent Maintenant que tu es partie
Et ce matin qui revient pour rien Ce cœur qui bat, pour qui, pourquoi Qui bat trop fort, trop fort
Vers quel néant glissera ma vie Tu m’as laissé la terre entière Mais la terre sans toi c’est petit
Vous savez bien que l’on n’y peut rien Même Paris crève d’ennui Toutes ses rues me tuent
Je vais en rire pour ne plus pleurer Je vais brûler des nuits entières Au matin je te haïrai
Je verrai bien la fin du chemin Pas une fleur et pas de pleurs Au moment de l’adieu
Je n’ai vraiment plus rien …
|
Met al die tijd, met gans mijn leven Met mensen om wie ik niet kan geven Nu jij voor altijd weg bent
En die ochtenden die blijven komen Dit hart dat klopt, voor wie, waarom Dit hart dat hard slaat, veel te hard
Naar welke leegte verglijdt mijn leven Ik ben in deze wereld achtergebleven Een wereld zonder jou die ik niet wil
Jullie weten dat niets helpt Zelfs Parijs verveelt me danig Al die straten maken me doodmoe
Ik lach maar huil vanbinnen Ik ga fuiven heelder nachten En ‘s ochtends zal ik je haten
Zal ik het einde van de weg wel zien Geen bloemen en geen tranen Bij het afscheid bovendien
Ik heb echt niets meer …
|