DE WILDE, Maurice
De Nieuwe Orde
…..
Maar de ongeduldigste kandidaat-formateur was de eveneens 65-jarige graaf Maurice Lippens. Deze werd de 10de juni '40 door de koning ontvangen, en was toen géén voorstander van een nieuwe regering. Twee weken later - zoals Tschoffen - echter wel, omdat Frankrijk, waaraan de Belgische regering haar lot verbonden had, toen gecapituleerd had, en de regering-Pierlot in een boodschap, die de 26ste juni '40 op het Paleis te Laken aankwam, haar bereidheid tot ontslag had betoond. Lippens had waarlijk grootse plannen. De 6de juli '40 kwam hij Capelle een beperkte regering met vijf ministers voorstellen: Jacques Davignon (Buitenlandse Zaken), Max-Léo Gérard, voorzitter van de Bank van Brussel en gewezen sekretaris van Albert I (Financiën), de magistraat Hayoit de Termicourt (Justitie), en een generaal op Landsverdediging. Alleen voor Binnenlandse Zaken noemde Lippens geen naam; daarom vermoedde Capelle, dat Lippens deze portefeuille voor zichzelf wilde voorbehouden. Lippens achtte het ogenblik gekomen, waarop de koning naar Hitler diende te gaan.
…..
Het ‘Studiecentrum Lippens’
Eén van de meest typerende en veelomvattende initiatieven uit de zomer van '40 - een initiatief dat voor de Nieuwe Orde in België tot vérstrekkende gevolgen zou geleid hebben, indien hieraan ooit uitvoering ware gegeven - was het werk dat door een studiecentrum o.l.v. minister van Staat graaf Maurice Lippens tijdens de tweede helft van 1940 werd gepresteerd. De liberale politicus Lippens, die als vooraanstaand vrijmetselaar bekend stond, was niet de eerste de beste, zoals uit voorgaande hoofdstukken reeds is gebleken. De eveneens liberale naoorlogse secretaris van Leopold III, Jacques Pirenne, typeerde Lippens in zijn gedenkschriften als ‘féru de fascisme’ (door en door fascist).
Nauwelijks een week na de kapitulatie, de 8ste juni '40 - het Duits Militair Bestuur was nog maar amper te Brussel aangekomen - vond hij er niets beter op dan een Studiecentrum voor de Hervorming van de Staat op te richten, vanzelfsprekend de staatshervorming zoals hij die zag. Lippens steunde hierbij op de werkzaamheden en publicaties van een vooroorlogs gelijknamig Studiecentrum, dat de versterking van de uitvoerende macht en van het koninklijk gezag, alsmede de vertegenwoordiging van de sociale belangengroepen in het staatsapparaat had bestudeerd. De invloed van de autoritaire gedachten, die toen in Europa opgang deden, was in de besluiten van het vooroorlogs Studiecentrum onmiskenbaar.
…..
Tijdens de tweede wereldoorlog verbleef (
Jacques)
Pirenne in Frankrijk en Zwitserland. Na het ontslag van de leden van de omgeving van de koning trad Pirenne als secretaris van koning Leopold op. Pirenne was bijna 10 jaar ouder dan de koning, voor wie hij een onbegrensde verering koesterde. Vijf jaar lang heeft Pirenne in de koningskwestie een hoofdrol gespeeld. Hij is, als uitgever van een reeks publicaties ter verdediging van de koning, grotendeels verantwoordelijk voor de Leopoldistische versie van het optreden van de koning tijdens de bezetting, een versie, die niet met de werkelijkheid overeenstemt. Bij het opstellen van deze versie werd Pirenne aanzienlijk beïnvloed door graaf Capelle, die tot 1945 als secretaris van de koning optrad.
…..
Burggraaf
(
Jacques
)
Terlinden, die zich graag als een raadgever van de koning beschouwde en als verbindingsman tussen het Hof en het Nationaal Legioen optrad, schreef tijdens de allereerste dagen van de bezetting een stuk vol felle kritiek op de regering, gevolgd door een gestencild verspreide nota van de 4de juni '40. Volgens Terlinden moest het land door een ‘zeer sterke regering’ worden geleid, die door een ‘energieke generaal’ zou aangevoerd worden. Terlinden stuurde zijn nota ook naar het Hof, waar de koninklijke raadgever Van Overstraeten zichzelf in deze ‘energieke generaal’ meende te herkennen, wat niet bepaald Terlindens bedoeling was.
In augustus '40 hamerde Terlinden opnieuw op de noodzaak van een militaire overgangsregering na het nakende einde van de bezetting. Maar deze keer had hij zijn voorzorgen genomen: de leiding van deze regering diende toevertrouwd aan een generaal of aan een vooraanstaande, die in het leger een onbetwist aanzien had en hiermee kon Terlinden, auteur van een ‘Histoire militaire des Belges’, ook zichzelf bedoelen.
De opstellen van Terlinden uit de zomer van '40 zijn kenmerkend voor de atmosfeer, die toen in de Belgische gevestigde kringen heerste, die met de koning in het land waren gebleven: een wijd verbreid misprijzen voor de regering-Pierlot, de verwachting dat de oorlog in het Westen spoedig ten einde zou zijn en dat tussen België en Duitsland een ‘eervol’ vredesverdrag tot stand zou komen, waarna de vestiging van een sterke regering onder rechtstreekse leiding van de koning met uitschakeling van de parlementaire democratie zou volgen. Terlinden, sinds lang een bewonderaar van vooral het Italiaans en het Spaans fascisme, holde wellicht wat door, maar hij stond beslist niet alleen. Persoonlijke ambitie stak niet enkel bij Terlinden de kop op, maar ook bij velen, die dachten dat hun uur geslagen had, nu de bezetting de parlementaire democratie en het algemeen stemrecht - voorgoed, naar zij hoopten - had weggeveegd.
…..