Sieh, du schwebst im Reigentanze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Dich beglückt des Dichters Stanze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Du beschaust die Form des Leibes,

undurchschaulich abgestrahlt

Von des Marmors frischem Glanze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Als Granate blinkt die Sonne golden dir,

die goldne Frucht,

Und der Mond als Pomeranze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Ihr Geblüt, das heilig dunkle,

das in Trunkenheit dich wiegt,

Bietet dir die Rebenpflanze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Sieh, die Palme prangt als Kragen

um des ird'schen Rockes Rand,

Sieh, die Fichte hangt als Franze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Sterngezelte, Blütenharnisch,

blendet und erfreut den Blick,

Taleslager, Bergesschanze;

doch den Sinn erkennst du nicht;

Bebend in der Mutter Busen,

der gesäugt den ew'gen Sohn,

Siehest du des Schmerzes Lanze;

doch den Sinn erkennst du nicht.

Kijk, je zweeft in rondedans;

maar de betekenis ontgaat je;

geluk brengt je de dichterstanz';

maar de betekenis ontgaat je;

je aanschouwt de lichaamsvorm,

ondoorzichtig uitgestraald

door de frisse marmerglans;

maar de betekenis ontgaat je;

granaat blinkt de goudzon,

de gulden vrucht,

en de maan als pomerans;

maar de betekenis ontgaat je;

haar bloeden, het heilig donker,

dat je dronken voert,

biedt je de wijnstokkrans;

maar de betekenis ontgaat je;

zie, de palmboom schittert kraags

rond de aardse jasrand,

zie, de spar hangt frans;

maar de betekenis ontgaat je;

Sterrentent en bloemenharnas

verblinden en verblijden de blik,

rust in dal en bergenschans;

maar de betekenis ontgaat je;

bevend in de moederschoot,

die de eeuw’ge Zoon borst gaf,

je ziet der smarten lans;

maar de betekenis ontgaat je.

( Vertaling: Zaj DE MEESTER)