LANGENDIJK, Pieter
Don Quichot op de bruiloft van Kamacho
…..
JOCHEM
zingt
:
Toen heeft hij haar een ring gegeven,
En sprak mijn ziel, mijn troost, mijn leven,
Ik ben zo verliefd, mijn smoddermuil.
Daar heb je mijn trouw, mijn aapje, mijn uil.
KAMACHO:
Mijn aapje? en mijn uil? Dat zei ik nooit tijdens ’t vrijen.
JOCHEM
:
’t Komt zo in ’t rijm te pas.
KAMACHO
:
Die kerel is niet te lijen.
JOCHEM
zingt
:
Toen kon de meid niet langer zwijgen,
Haar hemdje sleepte tijdens het buigen,
Zij zei nou zal je zijn mijn man,
Omdat je zo aardig vrijen kan.
KAMACHO:
Haar hemd dat sleepte niet; ze heeft niet eens gebogen.
JOCHEM
: ’t Komt zo in ’t rijm te pas.
KAMACHO
:
Dat rijm dat deugt niet.
JOCHEM
zingt
:
Hij zei ik dank je lief mensje,
Nu had ik nog wel een klein wensje,
Je weet wel wat ik zeggen wil, moer,
Mijn trekkebekje, mijn duifje, mijn hoer.
KAMACHO
:
Hoer? hoer? ’t Is een paskwil, hoe durfje ’t doen? zeg op!
JOCHEM:
’t Komt zo in ’t rijm te pas.
KAMACHO:
Stokslagen op je kop.
…..
Het wederzijds huwelijksbedrog
…..
Klaar (terzijde)
Jawel, dat is wat raars,
jouw orlietten! Zie, hoe draait ze met haar aars.
Die arme sloof is met de adel zo bezeten,
dat zij haar armoe schier uit grootsheid zou vergeten.
Zij praat van harsten en kalkoenen, maar ik zweer,
dat zij 't alleen maar doet opdat die gindse heer
het horen zou. Zij spant hem zeker minnestrikken;
indien 't zo is, zal ik haar trouw zijn, niet verklikken
…..
Hendrik
Goê avond, Klaar, is nu mevrouw en juffrouw thuis?
Klaar
Mevrouw is uitgegaan, het komt nou niet gelegen.
Geef mij je rekening, wij zellen ze terdege
bezien en nazien.
Hendrik
Hoe? Mevrouw heeft die allang
gezien en nagezien. Dat 's weer de oude zang.
Klaar
Hoe raas je zo? Mevrouw zal je immers wel betalen?
Joris
Hoe? Heb je niet gezegd, dat ik nu geld zou halen?
Klaar
Dat 's goed, maar kom dan als zij thuis is, dat is raar.
Hendrik
Ze scheert met ons de gek, het is al over 't jaar
dat ik gelopen heb. Ik zal haar affronteren.
Ze dragen aan haar gat begut dezelfde kleren,
dezelfde stof, die ik 'r heb verkocht. Ik zal
haar roepen.
Klaar
Meen je 't ook? Ei, Hendrik, ben je mal?
't Is maar een bagatel.
Hendrik
Het is tweehonderd gulden.Is dat een bagatel?
Klaar
Ja, waren al je schulden...
'k Wil zeggen schuldenaars zo goed als mijn mevrouw
dan was je wel bewaard.
Hendrik
Hoor, weet je wat? Met jou
wil ik niet praten. 'k Wil mevrouw nu zelve spreken.
Je hebt ons lang genoeg bedrogen met je streken.
Nu is mevrouw niet thuis, dan ligt ze nog te bed,
dan zit ze aan tafel en dan heeft ze weer belet.
't Is altijd dit of dat.
Klaar
Ze zel je 't geld wel geven.
Kom morgenochtend weer.
Joris
Ja, dan was 't weer om 't even.
Al wisjewasjes! Komt mevrouw niet haast weerom?
Klaar
Is dan hetgeen dat jij moet hebben zulk een som,
mijnheer de snijer? Dat kan zeker niet veel wezen.
Joris
Niet veel? Hoor toe, ik zel mijn rekening eens lezen.
…..