BRANDT CORSTIUS, Hugo
Opperlandse taal- en letterkunde
…..
De resterende scheldwoorden hebben wij trachten te ordenen in de mate van kracht. Als A tegen B roept ‘schijthuis’, dan kan B niet riposteren met ‘schavuit’, maar zal hij tot schoft moeten gaan. Het is deze dwang tot overtroeven die het grote aantal scheldwoorden verklaart.
Stoetel, snoeshaan, stomkop, slak, stoethaspel, sukkel, smous, schele schol (Suske), slingerapensanhedrin (Bilderdijk), spuit 11, stakker, slome duikelaar, spitsburger, slapjanus, smeerpoets, sloddervos, sabberaar, salie, saltimbanque, sarkast, sauskom, scherf, schobber, schraalhans, schavuit, schuifelpoot, semmelaar, sliegeraar, stoffer, spinazieketel, sijker, smiecht, sufferd, slaapkop, slampamper, senuwelijer, stijfkop, smiechel, strooplikker, slappe tinus, sijsjeslijmer, schreeuwlelijk, saboteur, schaapskop, salamander, saloncommunist, sassefras, savooiekool, scheerkop, schnitzel, schrielhannes, schrompelnier, schutteraar, serviele dwaas, stuk verdriet, slavendrijver, sladood, saggerijn, schuttingschrijver, schuimloper, scheurmaker, servet, salie wegloop, sjerfer, snees, schuim van de richel, slikker, swenser, smeerkees, stijselaar, satyr, satan, scharesliep, schilferkop, sodemieter, schonkepoot, schede(l)lichter, sjoemelaar, scheet, schobbejak, smeicheler, stakker, stiekemerd, sloeber, sjaggerijn, sjankertyp, sakkerjuse vent, sadist, salversanslikker, salpeterkop, sansculotte, santekwant, sappelaar, schimmelkop, schlemiel, schooier, schrammelaar, schrielhannes, stuk tuig, sakkerse idioot, schoelje, schurk, schoft, SS-er.
…..