FERDY, Will
Christine
Ik heb je weer ontmoet, Christine
Na al die lange dagen
Maar deed het ons wel goed, Christine
Dat wij ons weder zagen
We hebben niets gezegd, Christine
Alleen wat dwaze woorden
Gezocht en onoprecht, Christine
Die er niet bij behoorden
Ik heb je niet herkend, ging dan je fierheid wijken
Je durfde me zelfs niet één moment in het gelaat te kijken
Waar is dat licht nu heen dat eens je blik deed leven?
En waarom kan je mond alleen van bitterheid nog beven?
Je hebt me niet gemist, Christine
Heb je me voorgelogen
Maar daar ik beter wist, Christine
Heeft mij dat niet bewogen
Ook jij denkt aan die tijd, Christine
Dat wij elkander zochten
Die wondermooie tijd, Christine
Die wij eens kennen mochten
Maar jij hebt steeds verwacht dat ik voor jou zou leven
En daarbij heb je nooit gedacht iets van jezelf te geven
Ik weet je voelt nu spijt en angst is je aan 't kwellen
Omdat je in je eenzaamheid het zonder mij moet stellen
Wij hadden geen geluk, Christine
Want onze liefdesbanden
Ze sprongen schrijnend stuk, Christine
We staan met lege handen
Maar nu is het te laat, Christine
Ik kan niet herbeginnen
Denk niet dat ik je haat, Christine
Maar 'k ben te leeg vanbinnen
Vaarwel, Christine
Belijdenis
Voor elk moment, waarop je mij hebt blijgemaakt,
voor elk verdriet, waarvan je mij hebt vrijgemaakt,
voor elke keer, dat jij bij mij vertrouwen zocht,
voor elke schakel die ons binden mocht
zeg ik dank.
Voor elk lief woord, dat zacht over je lippen kwam,
voor al het kwaad, dat jij mij uit het hart ontnam,
voor elke gunst, waarvoor je stil gebeden hebt,
voor elke pijn, die jij voor mij vermeden hebt,
zeg ik je dank.
Ik heb je lief, voor al wat je vergeten hebt,
voor elke dag, die jij aan mij gegeven hebt,
voor elke blijk van trouw en van genegenheid,
voor elk geheim, geheiligd door verzwegenheid.
Voor elke hoop, die ik bij jou heb uitgedoofd,
voor elke vreugd, die ik van jou heb weggeroofd,
voor elk verwijt, dat uit mijn mond heeft pijn gedaan,
voor elke vrees, die ik jou ooit heb aangedaan,
voor elke smart, die jij door mij hebt uitgestaan,
voel ik zo'n spijt, voel ik zo'n spijt.
voor elke keer, dat jij mij nog ontroeren zult,
of door je zachte trouwe blik beroeren zult,
voor elk gebaar, waardoor je mij vervoeren zult,
zeg ik je dank, zeg ik je dank, zeg ik dank.
Vaarwel Emiel
Vaarwel Emiel, ik hield van jou.
Vaarwel Emiel, ik hield veel van jou.
Wij dronken samen dezelfde wijn.
Wij kenden samen dezelfde vreugd’.
Wij voelden samen dezelfde pijn.
Vaarwel Emiel, ik ga nu dood.
’t Is hard te sterven als de lente komt,
maar ‘k ga in vrede, heb geen nood.
Vermits jij goed bent en ook trouw,
zorg jij voor ’t welzijn van mijn vrouw.
En dat men lache en dat men danse
want ik hou niet van gehuil.
En dat men lache en dat men danse
als ik neerlig in mijn kuil.
Vaarwel pastoor, ik hield van jou.
Vaarwel pastoor, ik hield heel veel van jou.
Wij deelden niet hetzelfde lot,
we volgden niet dezelfde weg
maar zochten naar dezelfde God.
Vaarwel pastoor, ik ga nu dood.
’t Is hard te sterven als de lente komt
maar ga in vrede, heb geen nood.
Als priester-vriend geloofde ‘k in jou.
Zorg jij voor ’t zieleheil van mijn vrouw.
En dat men lache en dat men danse
want ik hou niet van gehuil.
En dat men lache en dat men danse
als ik neerlig in mijn kuil.
Vaarwel Antoon, ‘k hield niet van jou.
Vaarwel Antoon, ik gaf geen zier om jou.
Het spijt me dat ik nu crepeer
terwijl jij flinker bent dan ooit
en triomfeert zoals weleer.
Vaarwel Antoon, ik ga nu dood.
’t Is hard te sterven als de lente komt
maar ’t ga in vrede heb geen nood.
Vermits zij mij bedroog met jou,
zorg gij nu verder voor mijn vrouw.
En dat men lache en dat men danse
want ik hou niet van gehuil.
En dat men lache en dat men danse
als ik neerlig in mijn kuil.
Vaarwel mijn vrouw, ik hield van jou.
Vaarwel mijn vrouw, ik hield heel veel van jou.
Ik neem de trein voor d’ eeuwigheid.
‘k Reis met een trein eerder dan jij,
maar elke trein komt op zijn tijd.
Vaarwel mijn vrouw, ik ga nu dood.
’t Is hard te sterven als de lente komt
maar ik sluit mijn ogen nu devoot.
‘k Heb ze voor jou vaak dichtgedaan.
Trek jij je nu mijn zielrust aan.
En dat men lache en dat men danse
want ik hou niet van gehuil.
En dat men lache en dat men danse
als ik neerlig in mijn kuil.
naar Jacques BREL, Le moribond