NIJHOFF A.H.
Twee meisjes en ik
…..
En nu is het zondag.
Het onweer heeft uitgewoed en een gouden zon straalt aan een wolkeloos blauwe hemel. De zee is donker en wisselend van kleur, en zwarte rotsen breken tot sneeuwwit schuim het blauw kristal van de golven.
Ik was vroeg op vanmorgen. In de zonnige veranda, warm als een broeikas, was slechts een enkele tafel voor twee andere gasten gedekt. Maar ik was te verlangend naar mijn zeebad om hen af te wachten en haastte mij, na het ontbijt, naar buiten.
De zee is wild en richtingloos aan deze rotskust. Het was uiterst zwaar om over de branding heen de ruimte te bereiken, en levensgevaarlijk om ongedeerd aan land terug te komen. Vluchten meeuwen zeilen op brede vlerken over de golven of scheren rakelings langs mijn hoofd met hun scherpe kreet, die weergalmt tegen de rotsen. De eenzaamheid is volkomen. Geen stadsrumoer, geen mensen. Niet anders dan zee, lucht, verre kusten en vogels. En, eenmaal hier, uitgestrekt in mijn badpak op de warme stenen, prijsgegeven aan zon en wind die naar willekeur met mijn lichaam spelen, bevangt mij de vage verwondering waarom het toeval mij juist hierheen voeren moest.
…..