ZIJLSTRA, Jaap



Gaan en staan


Meet jij het land maar met je grote stappen,

ga jij de heuvels maar te lijf, de trappen,

je sprongen zijn zo lenig en je handen

bewaren met een enkele vleugelslag

je evenwicht in de verschenen dag;

je rept als taal naar je bestemming toe,

je ritme wordt je strekkingen niet moe

totdat je adem stokt, je ziet,

tolt rond, het duizelt je, is dit het

waar je lied, je hemellicht

om draait, is dit je grondgebied -

stap voor stap is er ontsluiting

naar de schreeuw van je gedicht.



Verwachting


Als de dag begint te doven,

als de zon mij niet meer ziet,

als de schemering gaat komen

en ik stil word van verdriet,

als de nacht valt en mijn vogel

niet meer opdaagt met een lied –

na mijn duisternis uw licht

na mijn zwijgen uw gedicht.