SCHMELZER, Norbert
Motie van Schmelzer
…..
Mijnheer de Voorzitter! In de beantwoording van de drie vragen, die ik namens mijn fractie aan de Regering heb voorgelegd, vragen, die voortkwamen uit de bij ons nog bestaande zorg voor een evenwichtige sociaal-economische en financiële ontwikkeling, is van de kant van de Regering over de problematiek van de loonpolitiek een vertrouwenwekkend antwoord gekomen. Voor wat betreft het probleem van de prioriteiten voor de toekomst is een antwoord gekomen, dat ons nog onvoldoende houvast heeft gegeven voor de verwachting, dat 1968 en latere jaren niet zo zwaar belast zouden worden, dat die evenwichtige ontwikkeling - evenwichtig tussen middelen en bestedingen, maar ook tussen overheidssector en particuliere sector – niet zou worden verstoord. Voor wat betreft de eerste vraag, namelijk het door ons gesignaleerde uitgavenpeil, dat in combinatie met de structurele dekking naar onze mening onvoldoende waarborgen bevat om die evenwichtige ontwikkeling in de toekomst te bevorderen en onvoldoende waarborgen om geldontwaarding tegen te gaan en werkloosheid te voorkomen, hebben wij de Regering niet kunnen overtuigen van de juistheid van onze visie. De Regering heeft ons niet kunnen overtuigen van de juistheid van haar visie. Het is, naar ik meen, onder deze omstandigheden niet wenselijk, terug te keren in het debat betreffende de talrijke cijfer-opstellingen en controversen daarover. Wij menen, dat onze opvatting, althans een overgrote meerderheid van mijn fractie is die mening toegedaan, minder risico's voor de toekomst inhoudt. Wij menen, dat hier geen risico's mogen worden gelopen, omdat er voor ons volk te veel op het spel staat. Ik zou de Kamer willen vragen, ons hierin te volgen, waarbij ik opmerk, dat voor wat het uitgavenpeil 1967 betreft wij wel begrip hebben voor de grote problemen, waarvoor de Regering op korte termijn staat. In die uitspraak zou ik dan ook niet onmiddellijk het uitgavenpeil 1967 willen betrekken, maar dit ontslaat ons toch bepaald niet van de verantwoordelijkheid om het tekort aan structurele dekking, waarvan wij menen dat het aanwezig is. te moeten opvullen. Ik zal u een motie voorleggen, waarin deze gedachte is neergelegd. Ik wil er alleen het volgende bij opmerken. Deze motie mag bepaald niet worden opgevat - ik zeg dit in alle oprechtheid - als een gebrek aan vertrouwen in het gehele regeringsbeleid. Ik keer terug tot mijn uitspraak dat veel van dit Regeringsbeleid door ons positief wordt gewaardeerd. In de tweede plaats – ook dit zeg ik in alle oprechtheid - mag deze motie niet worden opgevat als een motie tegen de politieke combinatie van dit ogenblik. Zij komt uitsluitend voort uit de zorg. die wij hebben op het door mij aangegeven punt van de financieel-economische ontwikkeling en uit de verantwoordelijkheid, die wij daarvoor als kamerlid dragen. Mijnheer de Voorzitter! Ik bied U thans de motie aan. Ik wil hierbij nog vermelden, dat deze motie door de overgrote meerderheid van onze fractie wordt gesteund.
…..