BAKKER, Piet



Ciske de rat

…..
De Rat begon te huilen. Het was voor het eerst, dat ik zijn snikken hoorde, gierende, wanhopige snikken, die hij eerst nog probeerde te bedwingen, maar die onbelemmerd losbraken, toen ik zijn hoofd zachtjes tegen mij aandrukte. Een heel ongelukkig kind zat daar te schreien.

Wat moest ik doen? Zijn enige toeverlaat was ik, de enige uit een wereld, waarin hij zich langzamerhand zo tevreden had gevoeld. Om hem nu mee te kunnen nemen naar huis en hem daar tot rust te laten komen!

Straks zou ik hem moeten achterlaten in dit Observatiehuis, waar de Rat een ernstig, misschien wel interessant geval zou wezen. Men zou goed voor hem zorgen, maar zou een mijnheer Arnoldi met zijn verstandige ogen hem enige lafenis kunnen bieden voor zijn ontwrichte ziel? De Rat had voorlopig maar één ding nodig: het besef dat hij niet alleen was, dat er nog mensen bestonden, die hem in zijn diepste verval zonder strenge afschuw tegemoet traden.

…..