DAEY OUWENS, Kreek
Mongooltje
Te grote muts.
Men lispelt,
hand in hand,
woordjes van liefde.
Innig en ver
speelt urenlang
een mechaniek,
een spreeuw vliegt op.
Hij is zo eenzaam
dat hij dat komt zeggen.
Ik zie dat toch
een soort vertrouwen
hem beweegt,
de tuin lijkt voller nu
met rozen,
de boze liefde
valt in bladeren
uiteen.
Guillaume
…..
geen Vader meer die het beste verdient
maar met open ogen open armen
opnieuw begint en dit keer goed
zorgen dat wat nieuw oogt ten diepste
niet verschilt – saamhorig cirkelen
via kruispunten onder dezelfde lucht
zwemmen in dezelfde zee
…..
Blauwe hemel
…..
Mijn Larissa,
Gisteren waaide een zachte wind, een wind
die ik van vroeger ken. Vroeger was alles
zacht, Larissa. De regen plakte mijn haren
tegen mijn voorhoofd, in mijn nek tegen
mijn ogen. De wind blies mijn haren droog.
In de wolken zag ik vriendelijke gezichten.
Nu striemt de regen tegen de ruiten, als om
me de schrik op het lijf te jagen. Ik zit
aan mijn bureau. Op mijn schoot ligt de kat.
In geen jaren is een vrouw zo dicht bij me
geweest als vanavond de kat. Als ik opsta,
om weer iets te drinken te halen, blijft ze lig-
gen op de warme plek die ik achterliet.
…..
Mijn Larissa,
Wat is dat voor een land, dat aan je trekt
wanneer je in de spiegel kijkt? Dat achter
je ogen hangt, ver boven je hoofd, als bloe-
men boven een veld? Bomen beven. Een merel fluit:
‘Later … later...’. Een week na de
dood van Marie ging ik voor het eerst in
mijn leven naar een bordeel. Liefde als
een omgestoten vaas. Water druppelt op de vloer:
‘Snel een doek... sorry... ik kon er niets
aan doen... neem me niet kwalijk, sorry...’
De ‘vreemdmaker’. Dat ben ik, Larissa.
Als de kat. De kat heeft nog nooit geneukt.
Mevrouw Danie houdt haar binnen, uit angst
dat haar iets overkomt. Soms denk ik dat ze
werkelijk verdriet heeft. Haar ogen staan
vol water. Ik duw haar weg met mijn voet.
…..