TOONDER, Marten

(Querulijn Xaverius Markies de Canteclaer van Barneveldt in de stripreeks Tom Poes )


Quisque sibi proximus


Plat is het leven, dat tiert en raast,

dat haast en jakkert naar een vormloos doel.

Dat boldert over ‘s dichters fijn besnaard gevoel;

Een ieder is zichzelf het naast.


Zacht zeeft de maan haar licht door ‘t geblaart.

Stil is mijn hart en stil is de nacht…



Barlemanje


‘t Was grol en gloei

en slomig broei

in lure, slore stirren.

Het was sar stomig in mijn krol,

daar stunk een kwalm van schit en brol

en sloomden glome knirren.

of ‘Knar de gakker’:


Dit is de tijd van Knar, de Gakker,

die onbesnaarde, rauwe klant,

die met een botte bollenknakker

koerst door kleffend klonterland.


/////////////////////////////////////////


Hoe jong was ik, hoe groen,

toen ik vroeger, na de noen,

mijn Lapsang-thee genoot

in ’t rozenpaviljoen

waar een merel zoete zangen floot.


Ach, hoe vredig was het toen,

hoe verre scheen mij daar de dood.


De avond is sindsdien gekomen.

Al wat jool was is vergaan.

De vreugd der jeugd is mij ontnomen;

met ’t fêteren is ’t gedaan.


En als ik mijmer voor het vuur

met een Châteauneuf du Pape

over lang vergleden avontuur,

dan komt, hélas! de slaap.


Hoe pril was eens de morgenstond,

hoe grijs is ’t thans om negen uur.



////////////////////////////////////////


De edelman met statig hanenhoofd

ziet neer op Rommeldams goede burgerij,

terwijl hij bij fraaie spraak en snoeverij

in opbloei van diens buitengoed gelooft.


Het trotse heerschap vat een snoeischaar en klooft

zijn haag, kijkt over de rechte bladerrij

vol afschuw naar de nabije landerij,

wat spanning met Slot Bommelstein belooft.


Haatgevoelens jegens buurman Olivier

baren dan hoog oplaaiende gedachten

aan tweegevecht op pistool of rapier.


Maar vurige strijdlust wil zich verzachten

tot Franse kreet en deftig woordenvertier:

dichtersklanken mogen twist ontkrachten.