DE GEYTER, Julius
Beiaardlied
Dan mocht de beiaard spelen, van al uw torentransen,
Dan mocht de grijsheid kwelen, dan mocht de jonkheid dansen.
Dan schiept gij opgetogen tot prinsen, Vlaamse steden,
Die onder zegebogen, op zegewagens reden.
Dan liet gij uw rondelen en kanten gevels glanzen;
Dan hieldt gij landjuwelen; dan vlocht gij lauwerkransen.
Dan spreiddet gij voor d'ogen uw vrijheid, kunst en zegen.
Op allen mocht gij bogen, om allen werd g'aanbeden.
Refrein Van Ryswyck-mars
Hij vleide geen groten ter wereld,
Wat recht was en schoon joeg zijn boezem in brand,
Hij duldde geen vreemden als meesters in ’t land.
Hij eerde geen kroon dan met glorie bepereld
En gaf maar de vrijheid de staf in de hand.