SLOTHOUWER, Nico



Deventer


Deventer. De schilder heeft zijn huis

om in en uit te gaan.

Zijn wereld is een wandeling, langs IJssel,

marktplein en het oude Bergkwartier,

dagelijks te herhalen.

Een woede ligt erin besloten, monotoon;

de kop van vrijheid, nauwe straten,

steeds dichterbij.

Hij stuwt; hij spreidt, streek voor streek

en ongekend:

Deventer, het hart een abstract schilderij.



Afscheid


Zij hebben zich hees geschreeuwd

en zoeken niet meer

en lachen niet meer

mijn hoeders

de zwarte truien van toen


Ik dwaal nu alleen

en droom mij nabij de muziek


Zouden ook zij

voorvoelen de laatste minuten

een ijsregen in het hart

zouden ook zij

heimelijk bezingen

hun eigen falen?


Zou dit onhoorbaar koor der waarheid

o verloren vrienden

het laatste spoor van mijn religie zijn?



Afscheid van Mariët 3


Waar heb je me vandaan, wanneer?

Een doordeweekse nacht na tweeën,

mooi droef café in de Jordaan.


Ik stond daar met collega Kal, beleefd

collegiaal te wezen. Maar ik verkoos het

leven om me heen toch boven boekenpraat.

Ik zag jou naast die conversatie staan.

Alleen. Daar moest ik zijn.


't Was onzin wat ik verder zei, en jij -

we hadden aan ontmoeten wel voldoende.


De nacht, een fiets, een nieuwbouwwijk.

We zoenden ergens in een straat.

Ik was er nooit geweest. Jij vaak.