DAANJE, Anjet
Het lied van ooievaar en dromedaris
…..
Het landschap is zo veranderd dat Amélie moeite heeft om de weg te vinden. Heuvels zijn erbij gekomen, van vorm veranderd, of hebben zich gesplitst, het dal […] is bezaaid met oorlogspuin en modderige gaten, de bomenrij op de volgende heuvelrug is een troosteloze verzameling staken geworden, als kruizen op een verlaten kerkhof. Ze besluit dat ze beter langs de Marne kunnen lopen, zodat ze niet verdwalen, maar zelfs de rivier is onherkenbaar. Door ontploffingen zijn er zijarmen, bochten en eilanden bijgekomen, de oevers zijn afgebrokkeld, het water is roestig roodbruin, alsof de aarde bloedt.
….
Alles bestaat maar en gaat maar door, op iedere zomer volgt een nieuwe zomer, op iedere nacht een dag en weer een nacht, bloemen zijn nauwelijks uitgebloeid en uit de zaden groeien alweer nieuwe, ieder mens krijgt een kind en dat krijgt weer een kind en dat op zijn beurt ook weer een kind, het maakt niet uit wat jou overkomt, want er is in jouw plaats altijd een ander, even goedgelovig en vermeend bijzonder en vervangbaar als jij, en die hele aardse tredmolen draait zo maar door, tot in de eeuwigheid der eeuwigheden.
Het laat hem niet meer los, dat gevoel van verdovende herhaling tot in het oneindige. Hij valt in slaap, het is er ’s ochtends nog steeds en de dagen en de nachten daarna. Er is niets om voor wakker te worden, om voor op te staan. Het is alsof hij uitgeput tegen een muur wil leunen, en telkens als hij een stap in zijn richting doet, wijkt de muur terug. Eindelijk begrijpt hij waarom Eliza May bij haar volle verstand voor de naam Emery en de vloek koos. Het was geen keuze voor de dood, het was een keuze juist voor het leven, hartstochtelijk en kort. Alles verliest zijn waarde als het er altijd is, alsof je langzaamaan blind wordt.
…..
De herinnerde soldaat
…..
En hij ligt alleen op de sofa in het duister, en zij ligt alleen in hun oude, piepende bed tien meter boven hem, en hij wil haar niet vergeven en zij wil niet meer door hem vergeven worden, en hij weet zeker dat hij een nachtmerrie zal krijgen, de tijd dijt uit tot een betekenisloze brij, minuten lijken uren, en gisteren, vorig jaar, en gelijktijdig trekt de wereld zich in hem samen zodat er alleen plaats is voor zijn rondcirkelende gedachten, en hij is bang voor wat komen gaat, hij loopt heen en weer, heen en weer met zijn blote voeten op de koude vloer en hij zingt zacht en bezwerend over liefjes lippen en reinheidsvonken. En ineens staat zij in haar nachtjapon in de deuropening, en hij weet niet zeker of ze er wel echt is, of hij niet toch ongemerkt in slaap is gevallen, en zij had er niet op gerekend dat hij wakker zou zijn, ze mompelt betrapt dat ze naar de koer moest, en hij is haar zo dankbaar dat ze hem van deze nacht komt verlossen, ze steekt haar hand naar hem uit, en hij weet dat hij het niet moet doen, maar hij loopt naar haar toe en hij pakt haar warme vingers beet en laat zich door haar meevoeren de trappen op naar hun slaapkamer, naar hun bed, waar hij veilig naast haar kan liggen
…..