LAMBREGHTS, Jean Luc
Een vertrekpunt
Ik liep langs oevers van Merwede en Maas en van water
waarvan de naam was zoekgeraakt. Ononderworpen water,
gegroet. Dag waterspiegel in de nacht, dag nachtgebroed.
In het jaar één preekte het huilen, het huilen preekte, en nu
is huilen een woord. Dag water, doe alsof je me hoort, blaas
woorden aan, laat water waaien, laat me door iets waden.
Heilloos. Buiten mijn knarsen niets dan herinnering aan lust
en misère, niet vatbaar voor beterschap. Misère treffend gevat:
door mij en met mij en in mij lichtte lust op voor niks.
Vrouw, dit is je plek, zwerfzucht koestert gebrek. Je geloofde
wat ik geloofde, dezelfde zenuw danste in jouw oren.
Weeg nu je gewrichten, zit op mijn gezicht en zwijg.